ECLI:NL:RVS:2019:2294

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
201803576/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en gevolgen van politieke activiteiten in Soedan

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 5 april 2018 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De staatssecretaris had deze aanvraag eerder op 22 februari 2018 afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de overwegingen in de uitspraak. De vreemdeling, die politiek actief is tegen de Soedanese autoriteiten, stelde dat hij bij terugkeer naar Soedan vervolgd zou worden of een reëel risico zou lopen op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000.

Tijdens de procedure werd bekend dat op 11 april 2019 president Omar Al-Bashir van Soedan was afgezet, wat de situatie in het land veranderde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaarde het hoger beroep kennelijk ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zodat de staatssecretaris een nieuw besluit kon nemen dat rekening hield met de gewijzigde omstandigheden in Soedan. Daarnaast werd het besluit van 25 oktober 2018, waarin de staatssecretaris de aanvraag opnieuw had afgewezen, vernietigd. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1024,00 werden vastgesteld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de actuele situatie in Soedan in overweging te nemen bij het nemen van nieuwe besluiten over asielaanvragen, vooral wanneer er sprake is van politieke vervolging.

Uitspraak

201803576/1/V2.
Datum uitspraak: 8 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 april 2018 in zaak nr. NL18.3819 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 april 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C. Pool, advocaat te Arnhem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 25 oktober 2018 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.
Tegen dit besluit heeft de vreemdeling bij de rechtbank beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft het beroepschrift ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden.
De staatssecretaris heeft hierop een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft aan zijn aanvraag, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat hij in Nederland politiek actief is en zijn activiteiten zich richten tegen de Soedanese autoriteiten. Het geschil gaat om de vraag of hij hierdoor bij terugkeer naar Soedan zal worden vervolgd of een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.    Uit algemene nieuwsberichten volgt dat het Soedanese leger op 11 april 2019 president Omar Al-Bashir heeft afgezet en gearresteerd. Een militaire raad is nu aan de macht in Soedan. Gelet op deze omstandigheden zal de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaren en de uitspraak van de rechtbank bevestigen, zodat de staatssecretaris een nieuw besluit kan nemen, waarbij hij de veranderde situatie in Soedan kan betrekken.
3.    Het besluit van 25 oktober 2018 wordt, gelet op artikel 6:24, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding om het beroep tegen dat nieuwe besluit gegrond te verklaren en dat besluit te vernietigen.
4.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank tegen het besluit van 25 oktober 2018, V-nummer […] ingestelde beroep gegrond;
III.    vernietigt dat besluit;
IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep en doorgezonden beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Engelhart
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2019
643.