ECLI:NL:RVS:2019:2289
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling
Op 8 juli 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 29 januari 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 10 mei 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar de eerdere uitspraak van 20 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:457) en heeft geoordeeld dat het verzoek van de vreemdeling voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op opvang en bescherming voor vreemdelingen die in een asielprocedure zitten, en de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij uitzettingsbesluiten, vooral wanneer er nog een hoger beroep aanhangig is.