ECLI:NL:RVS:2019:2279

Raad van State

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
5 juli 2019
Zaaknummer
201900129/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 27 december 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 25 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.B. Kleerekooper, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. De eerste twee grieven, die betrekking hebben op de digitale ondertekening en de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, zijn door de Afdeling als terecht voorgedragen geclassificeerd, maar leiden niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk verklaard dat de uitspraak op de juiste wijze is ondertekend en dat de tekst van de uitspraak overeenkomt met die in het digitaal dossier.

De overige grieven van de vreemdeling zijn door de Afdeling als niet relevant voor de rechtseenheid en rechtsontwikkeling beoordeeld. Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

201900129/1/V3.
Datum uitspraak: 5 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 27 december 2018 in zaak nr. NL18.19880 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 27 december 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.B. Kleerekooper, advocaat te Hoenderloo, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in grief 3 opgeworpen rechtsvraag over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank heeft de Afdeling bij uitspraak van 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1400, beantwoord. Die overwegingen zijn hier ook van toepassing. Hieruit vloeit voort dat de klacht terecht is voorgedragen. De rechter en griffier hebben namelijk verklaard dat zij de uitspraak niet op de eigen mobiele werkplek hebben ondertekend. De grief leidt echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechter en griffier hebben verklaard dat zij de uitspraak hebben ondertekend en dat de tekst van de uitspraak ten tijde van de ondertekening identiek is aan de tekst van de uitspraak die is opgenomen in het digitaal dossier.
2.    De in grief 3 ook opgeworpen rechtsvraag over de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, heeft de Afdeling bij uitspraak van 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1390, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, die hier van overeenkomstige toepassing zijn, vloeit voort dat ook deze klacht terecht is voorgedragen, maar dat dit deel van de grief evenmin tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt.
3.    De grieven 1 en 2 leiden ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat deze grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000).
4.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Kuijer    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2019
47.