ECLI:NL:RVS:2019:211
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
In deze zaak heeft de vreemdeling een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting wordt opgeschort totdat er een beslissing is genomen op zijn hoger beroep. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, welke aanvraag op 27 maart 2018 werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 17 mei 2018, heeft de rechtbank Den Haag op 5 december 2018 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek van de vreemdeling beoordeeld. Gezien de omstandigheden en eerdere uitspraken, waaronder een relevante uitspraak van 20 december 2016, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening toewijsbaar is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan op 24 januari 2019 en is openbaar uitgesproken.