ECLI:NL:RVS:2019:2051
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank in vreemdelingenzaak met inreisverbod
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. De rechtbank had op 4 mei 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 april 2018 had besloten dat de vreemdeling de Europese Unie onmiddellijk moest verlaten en een inreisverbod tegen hem had uitgevaardigd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvragen die door de vreemdeling zijn opgeworpen, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak en de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, behandeld. De Afdeling heeft geoordeeld dat de eerdere uitspraken van de rechtbank niet tot vernietiging van de uitspraak leiden. De grieven van de vreemdeling zijn niet gegrond bevonden, en het hoger beroep is kennelijk ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 512,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 juni 2019, en de betrokken rechters hebben de uitspraak ondertekend in aanwezigheid van de griffier. De zaak betreft belangrijke aspecten van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en de beslissing heeft implicaties voor de rechtsbescherming van vreemdelingen in Nederland.