ECLI:NL:RVS:2019:2048
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en rechtsvragen over digitale ondertekening en openbaarmaking
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 30 oktober 2018. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, heeft op 26 november 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en op 27 juni 2019 uitspraak gedaan.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvragen behandeld die door de vreemdeling zijn opgeworpen, waaronder de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank en de openbaarmaking daarvan. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechter en griffier niet op hun mobiele werkplek hebben ondertekend, maar dat de griffier wel heeft verklaard de uitspraak te hebben ondertekend. Dit heeft echter niet geleid tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de tekst van de uitspraak identiek was aan die in het digitaal dossier.
Daarnaast heeft de Afdeling geoordeeld dat de klachten over de openbaarmaking van de uitspraak ook niet tot vernietiging leiden. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.