ECLI:NL:RVS:2019:2045
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en rechtsvragen omtrent digitale ondertekening en openbaarmaking
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld bij besluit van 9 januari 2019. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, heeft op 29 januari 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en het onderzoek gesloten na het indienen van een nader stuk door de rechtbank.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvragen behandeld die door de vreemdeling zijn opgeworpen, met name over de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank en de openbaarmaking daarvan. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin deze vragen zijn beantwoord. De klachten van de vreemdeling worden als terecht voorgedragen beschouwd, maar leiden niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, omdat de rechter en griffier hebben verklaard dat de uitspraak correct is ondertekend en dat de tekst van de uitspraak overeenkomt met die in het digitaal dossier.
Uiteindelijk bevestigt de Afdeling de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 worden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2019.