ECLI:NL:RVS:2019:1912

Raad van State

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
201801564/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank over nachtvluchten Rotterdam The Hague Airport

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging Bewoners tegen Vliegtuigoverlast Rotterdam Airport tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 januari 2018. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard tegen het besluit van 27 oktober 2016, dat betrekking heeft op het aantal nachtvluchten op Rotterdam The Hague Airport. De vereniging verzocht om handhaving van het aantal van 849 nachtvluchten per jaar. De mondelinge uitspraak vond plaats op 7 juni 2019, waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de eerdere uitspraak bevestigde.

De Afdeling overwoog dat de termijnoverschrijding voor het indienen van de gronden en het aantonen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid verschoonbaar was door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waardoor het hoger beroep ontvankelijk werd verklaard. Echter, inhoudelijk was het hoger beroep ongegrond. De Afdeling stelde vast dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Inspectie Leefomgeving en Transport niet handhavend konden optreden tegen het aantal nachtvluchten, omdat deze bevoegdheid niet in een wettelijke norm was vastgelegd. Er was enkel ruimte voor handhaving bij overschrijding van geluidscontouren, wat in dit geval niet aan de orde was.

De uitspraak concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De voorzitter van de zitting was Staatsraad mr. N. Verheij, met mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken als griffier. De vertegenwoordigers van de vereniging en de minister waren ook aanwezig tijdens de zitting.

Uitspraak

201801564/1/A3.
Datum uitspraak: 7 juni 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
Vereniging Bewoners tegen Vliegtuigoverlast Rotterdam Airport, gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 23 januari 2018 in zaak nr. 16/7703 in het geding tussen:
de vereniging
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Openbare zitting gehouden op 7 juni 2019 om 10:25 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. N. Verheij    voorzitter
griffier: mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken
Verschenen:
De vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde];
De minister, vertegenwoordigd door mr. G.H.H. Bisschoff en mr. C.J. Kuiper.
======================================
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 23 januari 2018 van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2016 ongegrond is verklaard. Het geding betreft een verzoek om handhaving van het aantal van 849 nachtvluchten per jaar op Rotterdam The Hague Airport.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Daartoe overweegt zij het volgende.
1.    De termijnoverschrijding voor het indienen van de gronden en het aantonen van de vertegenwoordigingsbevoegdheid is in dit geval vanwege een ongelukkige samenloop van omstandigheden verschoonbaar. Het hoger beroep is dus ontvankelijk.
2. Het hoger beroep is inhoudelijk ongegrond. De reden daarvoor is dat de minister en de Inspectie Leefomgeving en Transport niet handhavend kunnen optreden tegen het aantal nachtvluchten. Die bevoegdheid is niet in een wettelijke norm vastgelegd. Zij kunnen alleen optreden tegen het overschrijden van de geluidscontouren en daarvan is niet in geschil dat dat niet aan de orde is.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
w.g. Verheij    w.g. Van Tuyll van Serooskerken
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
290.