ECLI:NL:RBROT:2018:347

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
18 januari 2018
Zaaknummer
ROT 16/7703
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van nachtvluchten op Rotterdam The Hague Airport en de juridische implicaties van het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Vereniging Bewoners tegen Vliegtuigoverlast Rotterdam Airport, eiseres, een verzoek ingediend tot handhaving van het aantal van 849 nachtvluchten per jaar op Rotterdam The Hague Airport (RTHA). De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verweerder, heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat er in de wet- en regelgeving geen maximum is vastgesteld voor het aantal nachtvluchten en dat handhaving alleen mogelijk is indien de grenswaarden voor geluidsbelasting worden overschreden. De rechtbank heeft op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard.

De rechtbank overwoog dat er geen overtreding was, aangezien de grenswaarden voor geluidsbelasting niet waren overschreden. Eiseres had zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat eventuele toezeggingen aan eiseres niet konden leiden tot handhaving in strijd met het legaliteitsbeginsel. De rechtbank concludeerde dat het aantal van 849 nachtvluchten geen norm was en dat het bestreden besluit niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM of artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke wettelijke basis voor handhaving en de beperkingen van het vertrouwensbeginsel in bestuursrechtelijke procedures. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de zaak in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 16/7703

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 januari 2018 in de zaak tussen

Vereniging Bewoners tegen Vliegtuigoverlast Rotterdam Airport, te Rotterdam, eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, thans
de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder,
gemachtigde: mr. C.J. Kuijper.

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eiseres om handhaving afgewezen.
Bij besluit van 27 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2017. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [juridisch adviseur] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door R.H. Molendijk.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verweerder verzocht tot handhaving over te gaan van het aantal van 849 nachtvluchten per jaar op Rotterdam The Hague Airport (RTHA).
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit de afwijzing van het verzoek gehandhaafd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uitsluitend wordt gehandhaafd op de grenswaarden voor de geluidsbelasting in handhavingspunten. De verplichting hiertoe is opgenomen in de Omzettingsregeling luchthaven Rotterdam The Hague Airport (hierna: de Omzettingsregeling). Het aantal van 849 nachtvluchten is niet opgenomen in de Omzettingsregeling en daarmee geen onderdeel waarop wordt gehandhaafd. Het aantal nachtvluchten ligt weliswaar mede ten grondslag aan de berekeningen waarmee de gebruiksruimte is bepaald die is opgenomen in de Omzettingsregeling. Van dit aantal nachtvluchten kan echter worden afgeweken zolang dat past binnen de vergunde gebruiksruimte. De grenswaarden voor de geluidsbelasting zijn niet overschreden.
3. Eiseres voert aan dat de afgelopen jaren door alle betrokken overheidsinstanties meerdere malen expliciet de stellige indruk is gewekt dat er (in totaal) maar 849 nachtvluchten per jaar op RTHA zouden worden toegestaan en dat dat aantal zou worden gecontroleerd en gehandhaafd, ook al is dat aantal (nog steeds) niet in de wetgeving zelf neergelegd. Eiseres heeft diverse documenten genoemd waaruit dit volgens haar blijkt. Met name in de brief van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 24 april 2009 is volgens eiseres sprake van een concrete, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging, waarop eiseres heeft mogen vertrouwen. Dat in het aantal van 849 nachtvluchten destijds het aantal nachtelijke vluchten van de traumahelikopter niet is inbegrepen doet niet af aan de gemaakte afspraak. Volgens eiseres had er een bestuurlijke discussie moeten plaatsvinden of de afspraak aanpassing behoeft gelet op de vluchten van de traumahelikopter.
Nachtvluchten hebben negatieve gezondheidseffecten waartegen omwonenden beschermd moeten worden. Hoe meer nachtvluchten, des te meer schade omwonenden gaan ondervinden aan hun gezondheid en leefmilieu. Eiseres stelt dat er sprake is van strijd met artikel 8 van het EVRM en artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Ter zitting hebben [getuige 1] en [getuige 2] verklaard over de door de nachtvluchten veroorzaakte overlast. De ervaring is dat de overlast toeneemt. Het gemeten geluid in de woonkamer is volgens [getuige 1] 66 tot 74 dB, dit is zo hard dat dit te vergelijken is met het doortrekken van een toilet. [getuige 2] merkt dat hij de volgende dag lusteloos is en zich moeilijk kan concentreren op zijn werk.
4. Het in het verweerschrift opgenomen standpunt van verweerder dat eiseres geen procesbelang heeft bij de onderhavige procedure, kan niet worden gevolgd. Eiseres beoogt immers nog steeds met deze procedure te bereiken dat verweerder overgaat tot handhaving van 849 nachtvluchten per jaar op RTHA. Of dit resultaat kan worden bereikt met de onderhavige beroepsprocedure hangt af van de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Eiseres heeft derhalve belang bij de inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
5. Verweerder stelt terecht dat in wet- en regelgeving niet is opgenomen dat maximaal 849 nachtvluchten per jaar op RTHA zijn toegestaan. Dit wordt door eiseres niet bestreden. Verweerder kan – voor zover in dit kader relevant – alleen handhavend optreden indien de grenswaarden voor geluidsbelasting worden overschreden. Die zijn wel vastgelegd in de Omzettingsregeling. Tussen partijen is niet in geschil dat de grenswaarden niet zijn overschreden. Het enkele feit dat er sprake is van meer dan 849 nachtvluchten per jaar, is derhalve geen overtreding waarop verweerder kan handhaven.
6. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel faalt. Ongeacht of de brieven die door eiseres zijn aangehaald kunnen worden aangemerkt als concrete toezeggingen waarop eiseres mocht vertrouwen - hetgeen de rechtbank thans in het midden laat - staat voorop dat verweerder niet bevoegd is om tot handhaving over te gaan, omdat er geen sprake is van een overtreding van een bepaling in wet- of regelgeving. Handhavend optreden zou dan in strijd zijn met het legaliteitsbeginsel. Eventuele toezeggingen aan eiseres, wat daar ook van zij, kunnen er niet toe leiden dat jegens een derde in strijd met het legaliteitsbeginsel wordt gehandeld.
7. De beroepsgrond van eiseres dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM en artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, kan evenmin slagen. Eiseres betoogt dat het zonder nadere belangenafweging terzijde schuiven van de volgens eiseres geldende norm van maximaal 849 nachtvluchten in strijd is met voornoemde bepalingen. Zoals uit het voorgaande blijkt is het aantal van 849 nachtvluchten echter geen norm en is in het bestreden besluit geen sprake van het terzijde schuiven van een norm. De grenswaarden voor geluidsbelasting zijn immers niet overschreden. Het verzoek om handhaving is afgewezen omdat geen sprake is van een overtreding waarop handhaving mogelijk is. Nu de bevoegdheid tot handhaving ontbreekt bij verweerder, wordt aan een belangenafweging niet toegekomen.
8. Het beroep is derhalve ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzitter, en mr. A.S. Flikweert en mr. A. Douwes, leden, in aanwezigheid van mr. J. Houtman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.