ECLI:NL:RVS:2019:1910
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 14 juni 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling, mede namens haar minderjarige kinderen, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag. Op 8 april 2019 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand zal blijven. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek van de staatssecretaris toe te wijzen. Dit betekent dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen op de aanvraag totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De beslissing is genomen door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.C.S. Bakker, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 juni 2019.