ECLI:NL:RVS:2019:183

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
201800664/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake informatieverstrekking op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens door de gemeente Katwijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 december 2017, waarin het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hoger beroep is ingesteld naar aanleiding van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, dat op 13 september 2016 informatie heeft verstrekt over de verwerkte persoonsgegevens van [appellant] op basis van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen een later besluit van 21 december 2016 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat [appellant] geen belang had bij de procedure, omdat het college geen nieuwe persoonsgegevens kon verstrekken.

Tijdens de zitting op 2 oktober 2018 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] werd vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, en het college door mr. F.L. Oudshoorn en S.M.W. van der Weijden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Afdeling oordeelde dat, hoewel de rechtbank de stelling van het college geloofwaardig achtte, dit niet betekende dat [appellant] geen procesbelang had.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [appellant] tegen het besluit van 21 december 2016 alsnog ongegrond. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en het griffierecht. De uitspraak is gedaan op 23 januari 2019.

Uitspraak

201800664/1/A3.
Datum uitspraak: 23 januari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 december 2017 in zaak nr. 17/679 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Katwijk.
Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2016 heeft het college naar aanleiding van het verzoek van [appellant] op grond van artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp) informatie verstrekt over de door de gemeente Katwijk verwerkte persoonsgegevens van [appellant].
Bij besluit van 21 december 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 december 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2018, waar [appellant], vertegenwoordigd door N.G.A. Voorbach, rechtsbijstandverlener, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.L. Oudshoorn en S.M.W. van der Weijden, zijn verschenen.
Overwegingen
Toepasselijk recht
1.    Op 25 mei 2018 is Verordening 2016/679 (Algemene Verordening Gegevensbescherming) in werking getreden en is de Wbp ingetrokken. Op dit geding is de Wbp van toepassing.
Bestreden deel uitspraak
2.    De rechtbank heeft overwogen dat het college ter zitting bij de rechtbank desgevraagd heeft verklaard dat het college nooit enige informatie betreffende [appellant] heeft gezonden aan het VNG-forum. Het college heeft deze stelling onderbouwd met een overzicht van hetgeen van zijn kant op het VNG-forum is gepost. De rechtbank is van oordeel dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college wel informatie over [appellant] heeft gedeeld op het VNG-forum. De enkele stelling ter zitting dat [appellant] uit andere zaken is gebleken dat gemeenten niet altijd eerlijk zijn over het delen van informatie op het VNG-forum, acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat het college niet de waarheid spreekt.
De rechtbank is van oordeel dat [appellant] geen belang heeft bij de procedure aangezien het college geen verwerkte persoonsgegevens van [appellant] kan verstrekken, anders dan die reeds aan [appellant] zijn verstrekt op zijn verzoek. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Hoger beroep
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.1.     De rechtbank heeft de stelling van het college dat het geen persoonlijke gegevens van [appellant] op het forum heeft geplaatst en dat het geen rol heeft gespeeld in de bespreking van de zaken van [appellant] op het VNG-forum, gelet op het overzicht van de VNG, geloofwaardig geacht en acht het tegendeel onvoldoende aangetoond door [appellant]. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, leidt dat echter niet tot de conclusie dat [appellant] geen procesbelang heeft, maar, als de beoordeling van de rechtbank juist is, tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
In zoverre slaagt het betoog van [appellant].
3.2.    Omdat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat geloofwaardig is dat geen persoonsgegevens zijn verstrekt, is het beroep van [appellant] ongegrond.
4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [appellant] tegen het besluit van 21 december 2016 van het college alsnog ongegrond verklaren.
5.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 december 2017 in zaak nr. 17/679;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Katwijk tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Katwijk aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.
w.g. Borman    w.g. Rietberg
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2019
725.