ECLI:NL:RVS:2019:17
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet uit te zetten tijdens hoger beroep
Op 2 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend. Dit verzoek volgde op de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 oktober 2018. De rechtbank Den Haag had op 3 december 2018 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen hoger beroep instelden.
In hun verzoek vroegen de vreemdelingen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. Tevens vroegen zij om opvang en verstrekkingen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers gedurende deze periode. De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek, gezien eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking kwam.
De voorzieningenrechter besloot dat de vreemdelingen niet mochten worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen. Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 512,00 bedroegen, ter dekking van de kosten voor rechtsbijstand. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.