ECLI:NL:RVS:2019:1656
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om informatie aan de raad voor de kinderbescherming
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2018, waarin het beroep van [appellant] betreffende een verzoek om informatie aan de raad voor de kinderbescherming niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat [appellant] misbruik van recht had gemaakt. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld, dat op 7 mei 2019 ter zitting is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Afdeling heeft in haar overwegingen aangegeven dat de argumenten die [appellant] in hoger beroep naar voren heeft gebracht, geen aanleiding geven om de uitspraak van de rechtbank onjuist te achten. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat [appellant] in vergelijkbare zaken ook misbruik van recht heeft gemaakt. Dit versterkt de conclusie dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen.
De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 mei 2019, waarbij mr. C.J. Borman als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in aanwezigheid van mr. B. Ley-Nell, de griffier.