ECLI:NL:RVS:2019:1656

Raad van State

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
201805134/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om informatie aan de raad voor de kinderbescherming

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2018, waarin het beroep van [appellant] betreffende een verzoek om informatie aan de raad voor de kinderbescherming niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat [appellant] misbruik van recht had gemaakt. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld, dat op 7 mei 2019 ter zitting is behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Afdeling heeft in haar overwegingen aangegeven dat de argumenten die [appellant] in hoger beroep naar voren heeft gebracht, geen aanleiding geven om de uitspraak van de rechtbank onjuist te achten. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat [appellant] in vergelijkbare zaken ook misbruik van recht heeft gemaakt. Dit versterkt de conclusie dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen.

De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 mei 2019, waarbij mr. C.J. Borman als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in aanwezigheid van mr. B. Ley-Nell, de griffier.

Uitspraak

201805134/1/A3.
Datum uitspraak: 22 mei 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2018 in zaak nr. 17/2591 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor de kinderbescherming.
Procesverloop
Bij uitspraak van 3 mei 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep betreffende een door hem aan de raad gericht verzoek om informatie niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2019, waar [appellant] is verschenen.
Overwegingen
1.    De rechtbank heeft haar beslissing in de aangevallen uitspraak gebaseerd op het oordeel dat [appellant] misbruik van recht heeft gemaakt. Hetgeen [appellant] in hoger beroep naar voren brengt, biedt geen aanleiding om de aangevallen uitspraak onjuist te achten. Hierbij is van belang dat de Afdeling in de uitspraken van 31 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3556, ECLI:NL:RVS:2018:3555, ECLI:NL:RVS:2018:3559, ECLI:NL:RVS:2018:3553 en ECLI:NL:RVS:2018:3558 en 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3310 heeft geoordeeld dat [appellant] in de desbetreffende zaken misbruik van recht heeft gemaakt. De feiten in die zaken zijn vergelijkbaar met de feiten in de thans voorliggende zaak. Voorts is van belang dat op dezelfde dag als deze zaak zeven andere zaken van [appellant] ter zitting door de Afdeling zijn behandeld. In de uitspraken van vandaag wordt in deze zaken hetzelfde overwogen als in deze zaak.
2.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Borman    w.g. Ley-Nell
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2019
597.