10.2.Gelet hierop heeft Veritas in besluit 4 van 18 april 2017 ten onrechte gesteld dat [appellante sub 1] niet binnen de gestelde termijn corrigerende maatregelen heeft ingediend. Derhalve heeft Veritas de voorwaardelijke schorsing ten onrechte omgezet in een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 30 dagen.
Beoordeling incidenteel hoger beroep
11. Ingevolge artikel 8:110, eerste lid, van de Awb kan incidenteel hoger beroep worden ingesteld door degene die ook hoger beroep had kunnen instellen. Ingevolge artikel 8:104, eerste lid, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep instellen. Aanvankelijk was Veritas het besluitnemende bestuursorgaan als bedoeld in deze bepaling en was zij dus bevoegd om hoger beroep en incidenteel hoger beroep in te stellen. Vanaf het vervallen van haar aanwijzing als certificerende instelling op 24 oktober 2017, is zij - in elk geval ten aanzien van de bevoegdheid tot het verlenen van certificaten asbestverwijdering en het houden van toezicht op houders van die certificaten - geen bestuursorgaan meer. Zoals onder 4 is overwogen, is die bevoegdheid bij de staatssecretaris komen te liggen. Ook de bevoegdheid tot het instellen van incidenteel hoger beroep is op de staatssecretaris overgegaan. Veritas heeft pas na het vervallen van haar aanwijzing als certificerende instelling, te weten op 14 december 2017, incidenteel hoger beroep ingesteld. Op dat moment was zij daartoe niet meer bevoegd. Veritas wordt niet gevolgd in het betoog dat de bevoegdheid om als bestuursorgaan incidenteel hoger beroep in te stellen weliswaar bij de staatssecretaris is komen te liggen, maar dat zij nog wel bevoegd was om als belanghebbende incidenteel hoger beroep in te stellen. Dat de uitkomst van de beoordeling van het incidenteel hoger beroep volgens Veritas relevant kan zijn voor de procedure tegen de intrekking van haar aanwijzing als certificerende instelling, staat in een te ver verwijderd verband van de schorsing van het certificaat van [appellante sub 1] om als rechtstreeks belang te kunnen worden aangemerkt. Door de overgang van de bevoegheid op de staatssecretaris, is Veritas dan ook geen partij meer in deze procedure. Het door Veritas ingestelde incidenteel hoger beroep is niet-ontvankelijk.
12. De staatssecretaris heeft te kennen gegeven dat hij het door Veritas ingestelde incidenteel hoger beroep niet overneemt. Het incidenteel hoger beroep wordt daarom niet inhoudelijk beoordeeld.
Besluit van 3 augustus 2018
13. Bij het besluit van 3 augustus 2018 heeft de staatssecretaris de door de rechtbank in stand gelaten dan wel opgelegde schorsingen van het certificaat van [appellante sub 1] ingetrokken. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat terecht overtredingen van toetspunt 27 zijn aangenomen en dat daarvoor terecht sancties zijn opgelegd. De staatssecretaris acht tenuitvoerlegging van de sancties echter niet doelmatig. Daarbij heeft hij in aanmerking genomen dat uit door [appellante sub 1] overgelegde stukken van de Inspectie SZW kan worden opgemaakt dat de door [appellante sub 1] toegepaste decontaminatieprocedure in de toekomst mogelijk zal worden toegestaan. Verder heeft hij in aanmerking genomen dat [appellante sub 1] zich sinds 1 maart 2017 aan de regels van Bijlage XIIIa van de Arboregeling houdt, dat hem geen situaties bekend zijn waarin [appellante sub 1] de afwijkingen waarvoor de sancties zijn opgelegd weer heeft begaan en dat hem ook geen andere afwijkingen of overtredingen van asbestnormen door [appellante sub 1] bekend zijn die hebben geleid tot een vorm van verslag of handhaving.
14. Het besluit van 3 augustus 2018 is, gelet op artikel 6:24 van de Awb gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, geen onderwerp van dit geding, nu partijen daarbij onvoldoende belang hebben. [appellante sub 1] kan zich immers vinden in de intrekking van de schorsingen. Dat zij zich niet geheel kan vinden in de motivering van dit besluit, is geen reden om belang aan te nemen bij beoordeling van het besluit.
15. Het hoger beroep van [appellante sub 1] is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank:
- in zaak nr. 17/1437 zelf in de zaak heeft voorzien door het bezwaar gegrond te verklaren, het besluit van 20 juli 2016 (besluit A) te herroepen en het certificaat per direct voorwaardelijk te schorsen voor de duur van 90 dagen,
- in zaak nr. 17/1439 heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 18 april 2017 (besluit 2) in stand blijven,
- in zaak nr. 17/1441 het beroep ongegrond heeft verklaard,
- in zaak nr. 17/1442 het beroep ongegrond heeft verklaard en
- in zaak nr. 17/1550 heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 17 maart 2017 (besluit E) in stand blijven.
16. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de bij de rechtbank in zaken nrs. 17/1441 en 17/1442 ingestelde beroepen alsnog gegrond verklaren. De bij de rechtbank in deze zaken bestreden besluiten van 18 april 2017 (besluiten 3 en 4) komen voor vernietiging in aanmerking.
17. De staatssecretaris dient nieuwe besluiten te nemen ter vervanging van de vernietigde besluiten 1, 2, 3 en 5. Wat de toetspunten 46, 48, 53 en 63 betreft dient hij daarbij uit te gaan van het oordeel van de rechtbank dat de overtredingen van deze toetspunten niet zijn komen vast te staan. Wat toetspunt 27 betreft moet hij beoordelen of [appellante sub 1] bij het toepassen van de afwijkende decontaminatieprocedure in overeenstemming met paragraaf 3, tweede alinea, van bijlage G bij bijlage XIIIb bij de Arboregeling heeft gehandeld. Deze alinea vereist dat voor uitvoering van de werkzaamheden een schriftelijke goedkeuring op basis van een plan van aanpak (risico-inventarisatie) is verkregen van een arbokerndeskundige en dat het door die deskundige getoetste plan van aanpak als bijlage aan het werkplan is toegevoegd. Tussen [appellante sub 1] en de staatssecretaris is niet in geschil dat de in het plan van aanpak neergelegde afwijkende procedure ten minste evenveel bescherming moet bieden als de standaardprocedure. De staatssecretaris dient daarom een standpunt in te nemen over het beschermingsniveau van de door [appellante sub 1] toegepaste decontaminatieprocedure in vergelijking met het beschermingsniveau van de in paragraaf 7.14.4, punt 9, van bijlage XIIIb bedoelde decontaminatieprocedure. Daarbij dient hij de diverse rapporten van deskundigen te betrekken die [appellante sub 1], ter bevestiging van hetgeen in het plan van aanpak is uiteengezet, heeft ingebracht.
Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen de door de staatssecretaris te nemen nieuwe besluiten slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
18. Het incidenteel hoger beroep van Veritas is niet-ontvankelijk.
19. De staatssecretaris dient ten aanzien van [appellante sub 1] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het incidenteel hoger beroep van Bureau Veritas Inspection & Certification The Netherlands B.V. niet-ontvankelijk;
II. verklaart het hoger beroep van [appellante sub 1] gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 oktober 2017 in zaken nrs. 17/1437, 17/1439, 17/1441, 17/1442 en 17/1550, voor zover de rechtbank:
- in zaak nr. 17/1437 het bezwaar gegrond heeft verklaard, het besluit van 20 juli 2016 (besluit A) heeft herroepen en het certificaat per direct voorwaardelijk heeft geschorst voor de duur van 90 dagen,
- in zaak nr. 17/1439 heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 18 april 2017 (besluit 2) in stand blijven,
- in zaak nr. 17/1441 het beroep ongegrond heeft verklaard,
- in zaak nr. 17/1442 het beroep ongegrond heeft verklaard en
- in zaak nr. 17/1550 heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 17 maart 2017 (besluit E) in stand blijven.
IV. verklaart de bij de rechtbank in zaken nrs. 17/1441 en 17/1442 ingestelde beroepen gegrond;
V. vernietigt de bij de rechtbank in zaken nrs. 17/1441 en 17/1442 bestreden besluiten van Bureau Veritas Inspection & Certification The Netherlands B.V. van 18 april 2017 (besluiten 3 en 4);
VI. bepaalt dat tegen de door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te nemen nieuwe besluiten slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII. veroordeelt de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij [appellante sub 1] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.843,00 (zegge: achttienhonderddrieënveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan [appellante sub 1] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 1.167,00 (zegge: elfhonderdzevenenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Herweijer
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2019