ECLI:NL:RVS:2019:1372

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
201901382/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 25 april 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak in een vreemdelingenrechtelijke zaak. De verzoeker, een vreemdeling, had op 15 februari 2019 verzocht om herziening van de uitspraak van 5 oktober 2016 in zaak nr. 201508690/1/V2. Dit verzoek werd ingediend na het indienen van een nader stuk door de verzoeker.

De Afdeling heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de voorwaarden voor herziening van onherroepelijke uitspraken beschrijft. De Afdeling concludeerde dat de door de verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldeden aan de criteria voor herziening, aangezien de informatie uit het individueel ambtsbericht van 21 juni 2018 betrekking had op een periode die na de eerdere uitspraak viel. De eerdere uitspraak en het standpunt van de staatssecretaris waren gebaseerd op gegevens die dateren van vóór deze periode.

Daarom werd het verzoek als kennelijk ongegrond beschouwd en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij als voorzitter, bijgestaan door mr. E. Steendijk en mr. A. Kuijer als leden, en mr. G.A. van de Sluis als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 25 april 2019.

Uitspraak

201901382/1/V2.
Datum uitspraak: 25 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2016 in zaak nr. 201508690/1/V2.
Procesverloop
Bij brief van 15 februari 2019 heeft verzoeker de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 5 oktober 2016 in zaak nr. 201508690/1/V2.
De verzoeker heeft een nader stuk ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan een onherroepelijk geworden uitspraak worden herzien op grond van in deze bepaling nader omschreven feiten en omstandigheden. Wat in het verzoek is gesteld valt niet als een dergelijk feit of omstandigheid aan te merken, reeds omdat de informatie uit het individueel ambtsbericht van 21 juni 2018 ziet op april 2016 en later, terwijl de door de Afdeling getoetste rechtbankuitspraak en het getoetste standpunt van de staatssecretaris, oorspronkelijk neergelegd in het besluit van 31 december 2014, van daarvoor dateren.
2.    Het verzoek is kennelijk ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van de Sluis
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2019
802-920.