ECLI:NL:RVS:2019:1292
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 19 april 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris, die op 9 november 2017 had plaatsgevonden. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.L. van Riel, hadden bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 19 juni 2018.
De rechtbank Den Haag heeft op 12 februari 2019 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard, de afwijzing van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit op het bezwaar moest worden genomen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In de uitspraak van 19 april 2019 heeft de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 512,00 bedragen, en er is een griffierecht van € 519,00 opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 april 2019.