ECLI:NL:RVS:2019:127
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om uitzetting te voorkomen
Op 15 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, mede namens haar minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke afwijzing op 24 mei 2018 was gedaan. De rechtbank Den Haag had op 26 november 2018 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging.
In het verzoek om voorlopige voorziening vroeg de vreemdeling de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen. Tevens verzocht zij om opvang en verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers gedurende deze periode. De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de omstandigheden en eerdere uitspraken, het verzoek voor toewijzing in aanmerking kwam.
De voorzieningenrechter besloot dat de vreemdeling niet mocht worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval € 512,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.