ECLI:NL:RVS:2019:1184

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
201900816/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding

Op 5 januari 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 18 januari 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, schadevergoeding toegekend en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld in de proceskosten. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten de staatssecretaris te veroordelen in de kosten voor het verschijnen ter zitting. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank dit inderdaad ten onrechte heeft nagelaten. De grieven van de vreemdeling slagen, en het hoger beroep wordt gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze niet heeft voorzien in de proceskostenvergoeding voor het verschijnen ter zitting. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval een bedrag van € 1.024,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. N. Verheij en de leden mr. H.G. Lubberdink en mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van griffier mr. A.A. Snijders.

Uitspraak

201900816/1/V3
Datum uitspraak: 15 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 januari 2019 in zaak nr. NL19.397 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 18 januari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de vreemdeling schadevergoeding toegekend en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    In de beide grieven klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten de staatssecretaris te veroordelen in de gemaakte kosten voor het verschijnen ter zitting.
1.1.    Wanneer de rechtbank een beroep gegrond verklaart, is dat in de regel aanleiding om een proceskostenveroordeling ten laste van het verwerende bestuursorgaan uit te spreken, voor zover sprake is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Er is geen aanleiding in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken, omdat de rechtbank het beroep van de vreemdeling ter zitting heeft behandeld en de vreemdeling en zijn gemachtigde daar het beroep hebben toegelicht. De rechtbank heeft daarom ten onrechte de staatssecretaris niet veroordeeld tot vergoeding van de kosten voor het verschijnen ter zitting.
De grieven slagen.
2.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, voor zover daarbij is nagelaten de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten voor het verschijnen ter zitting. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 januari 2019 in zaak nr. NL19.3971, voor zover de rechtbank heeft nagelaten de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten voor het verschijnen ter zitting;
III.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Snijders
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2019
279