ECLI:NL:RBDHA:2019:14870

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
NL19.397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure met schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2019, is eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.P.R. Peeters, in beroep gegaan tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 5 januari 2019, hield in dat aan eiseres de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, wat automatisch ook een verzoek om schadevergoeding met zich meebracht. Op 9 januari 2019 heeft verweerder de maatregel van bewaring opgeheven.

Tijdens de zitting op 16 januari 2019 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring vanaf het moment van opleggen onrechtmatig was. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was. De rechtbank heeft op basis van artikel 106 van de Vreemdelingenwet de mogelijkheid om schadevergoeding toe te kennen aan eiseres, die in dit geval is vastgesteld op € 370,- voor de onrechtmatige bewaring gedurende vier dagen.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 512,- voor de rechtsbijstand. De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vergoeding van de proceskosten voor het verschijnen ter zitting afgewezen, omdat verweerder voorafgaand aan de zitting al een schadevergoeding en proceskostenvergoeding had aangeboden. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan en bekendgemaakt aan de partijen, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.397, V-nummer [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres (gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. B.J. Pattiata).

Procesverloop

Bij besluit van 5 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep strekt van rechtswege ook tot toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 9 januari 2019 de maatregel van bewaring opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Niet in geschil is dat de maatregel van bewaring vanaf het opleggen daarvan onrechtmatig is geweest. Het beroep is daarom gegrond. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 4 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) bewaring van 2 x € 105,- (verblijf politiecel) en 2 x € 80,- (verblijf detentiecentrum) = € 370,-.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 512,- en een
wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om verweerder tevens te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten voor het verschijnen ter zitting, af. Verweerder heeft reeds in de ochtend van de dag voor de zitting aan eiseres een schadevergoeding van € 370,- en een proceskostenvergoeding van € 512,- aangeboden, van welk aanbod de gemachtigde van eiseres voorafgaand aan de zitting ook op de hoogte was, naar hij ter zitting heeft erkend. Eiseres had dus geen belang bij het verschijnen ter zitting in deze zaak.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres
tot een bedrag van € 370,-, te betalen door de griffier;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 512,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.