ECLI:NL:RVS:2018:945

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
201703366/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep Eemsland B.V. tegen het college van burgemeester en wethouders van Groningen inzake planschade

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Eemsland B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het verzoek om tegemoetkoming in planschade werd afgewezen. Eemsland B.V. had op 22 augustus 2012 een verzoek ingediend om schadevergoeding vanwege waardevermindering van hun perceel aan de Euvelgunnerweg 37a te Groningen, als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Herziening Eemspoort Hunzezone'. Dit bestemmingsplan, dat op 1 oktober 2009 in werking trad, beperkte de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het perceel. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft het verzoek van Eemsland B.V. op 24 april 2013 afgewezen, omdat er geen causaal verband zou zijn tussen de gestelde schade en het nieuwe bestemmingsplan. Eemsland B.V. heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 14 maart 2017 het beroep van Eemsland B.V. ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 13 februari 2018 behandeld. Eemsland B.V. betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat het college in strijd met het vertrouwensbeginsel handelde door zijn standpunt over het aantal aanwezige bedrijfswoningen te wijzigen. De rechtbank oordeelde echter dat het college zich terecht baseerde op de feitelijke situatie en dat er geen sprake was van een planologische verslechtering. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat Eemsland B.V. op de peildatum nog steeds één bedrijf met bedrijfswoning kon realiseren onder het nieuwe bestemmingsplan, wat geen planologisch nadeel opleverde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201703366/1/A2.
Datum uitspraak: 21 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eemsland B.V., gevestigd te Groningen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 maart 2017 in zaak nr. 15/5198 in het geding tussen:
Eemsland BV
en
het college van burgemeester en wethouders van Groningen.
Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2013 heeft het college het verzoek van Eemsland BV om tegemoetkoming in door haar geleden planschade afgewezen.
Bij besluit van 11 november 2015 heeft het college het door Eemsland BV daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 maart 2017 heeft de rechtbank het door Eemsland BV daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Eemsland BV hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2018, waar Eemsland BV, vertegenwoordigd door haar directeur [directeur], bijgestaan door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door drs. J.A. Klok en mr. S.H. Spoormans, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Eemsland BV is eigenares van een perceel met voormalige agrarische bedrijfsgebouwen aan de Euvelgunnerweg 37a te Groningen (hierna: het perceel). Eemsland BV heeft op 22 augustus 2012 verzocht om een tegemoetkoming in de planschade die zij lijdt in de vorm van waardevermindering van het perceel, als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Herziening Eemspoort Hunzezone" (hierna: het nieuwe bestemmingsplan). Dit bestemmingsplan is in werking getreden op 1 oktober 2009, de dag na het verstrijken van de beroepstermijn tegen het vaststellingsbesluit van 17 juni 2009, en onherroepelijk geworden na de uitspraak van de Afdeling van 31 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL9580. Eemsland BV stelt dat zij schade lijdt door het verlies van bouw- en gebruiksmogelijkheden die op het perceel bestonden onder het voorheen ter plaatse geldende bestemmingsplan "Eemspoort", vastgesteld op 27 mei 1998. Voor die tijd kon zij op haar perceel een cluster van drie bedrijven met bedrijfswoningen realiseren, op grond van het nieuwe bestemmingsplan kan ter plaatse nog maar één bedrijf met bedrijfswoning worden gerealiseerd. Bij het besluit van 24 april 2013 heeft het college, overeenkomstig het advies van de schadebeoordelingscommissie van 22 maart 2013, het verzoek afgewezen, omdat geen causaal verband bestaat tussen de gestelde schade en de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan. Bij besluit van 10 oktober 2013 heeft het college het tegen het besluit van 24 april 2013 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 november 2014 in zaak nr. LEE 13/1247 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het besluit van 10 oktober 2013 vernietigd, omdat ten onrechte geen vergelijking is gemaakt tussen bouw- en gebruiksmogelijkheden van het oude en het nieuwe bestemmingsplan. Het college diende na te gaan wat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het nieuwe bestemmingsplan de bouw- en gebruiksmogelijkheden waren op grond het oude bestemmingsplan en diende die te vergelijken met die van het nieuwe bestemmingsplan. Vervolgens heeft het college in het besluit van 11 november 2015 het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Aan dat besluit heeft het college een aanvullend advies van de schadebeoordelingscommissie ten grondslag gelegd. Deze commissie is tot de slotsom gekomen dat Eemsland BV door het nieuwe bestemmingsplan niet in een nadeliger planologische situatie is komen te verkeren.
De aangevallen uitspraak
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zijn standpunt over het aantal in het plangebied aanwezige bedrijfswoningen op de dag van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan "Herziening Eemspoort Hunzezone" mocht wijzigen. Het eerder ingenomen standpunt kan niet afdoen aan de rechtens geldende situatie. De bestuursrechter beoordeelt of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aanvrager van een tegemoetkoming in de planschade al dan niet in een nadeliger positie is geraakt door de wijziging van het planologisch regime. De bestuursrechter stelt in dat verband rechtens vast hetgeen ingevolge de in de vergelijking in aanmerking te nemen planologische regimes ter plaatse is toegestaan wat betreft bouwmogelijkheden en gebruik en is daarbij niet gebonden aan hetgeen de civiele rechter heeft geoordeeld over de door partijen in dat geschil aangedragen feiten. In zoverre kan aan het civiele vonnis dat Eemsland BV in het geding heeft gebracht, wat daarvan zij, niet de waarde worden toegekend die zij daaraan gehecht wenst te zien, aldus de rechtbank.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat alle ten tijde van de peildatum in het plangebied aanwezige (burger)woningen als bedrijfswoningen moeten worden aangemerkt, nu voor de juridische status van de woningen moet worden uitgegaan van het op grond van het bestemmingsplan "Eemspoort" toegestane feitelijke gebruik en niet van het daadwerkelijke feitelijke gebruik. Dat een aantal woningen thans niet aan de definitie van bedrijfswoning voldoet, maakt daarom niet dat zij niet dienen te worden meegerekend in het kader van het aantal gerealiseerde bedrijfswoningen. In het kader van de planvergelijking is dit niet van belang. Deze wijze van vaststelling is in overeenstemming met de uitspraak van de rechtbank van 25 november 2014, nu daarin is overwogen dat het aantal ten tijde van de peildatum legaal gerealiseerde bedrijven met een bedrijfswoning moet worden onderzocht. Niet is overwogen dat moet worden onderzocht hoeveel bedrijfswoningen feitelijk nog in gebruik waren. Hetgeen Eemsland BV heeft aangevoerd over de status van de afzonderlijke woningen in het plangebied behoeft daarom geen bespreking, aldus de rechtbank.
Ten tijde van de peildatum waren negen woningen gerealiseerd, die alle moeten worden aangemerkt als bedrijfswoning. Eemsland BV kon daarom nog maximaal één bedrijf met bedrijfswoning bouwen. Nu niet in geschil is dat Eemsland BV ook onder het nieuwe bestemmingsplan één bedrijf met bedrijfswoning kan realiseren is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van planologisch nadeel.
Wettelijk kader
3.    Artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover hier van belang, luidt:
"1. Burgemeester en wethouders kennen degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
2. Een oorzaak als bedoeld in het eerste lid is:
a. een bepaling van een bestemmingsplan, beheersverordening of inpassingsplan, niet zijnde een bepaling als bedoeld in artikel 3.3, artikel 3.6, eerste lid, of artikel 3.38, derde of vierde lid;
b. tot en met g. (…)".
De peildatum
4.    De peildatum is de dag waarop het bestemmingsplan "Herziening Eemspoort Hunzezone" in werking is getreden en niet de datum van vaststelling van het bestemmingsplan. Dit betekent dat, anders dan waar partijen steeds van zijn uitgegaan, niet 17 juni 2009, maar 1 oktober 2009 de peildatum is.
Het hoger beroep
5.    Eemsland BV betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de wijziging van het standpunt van het college dat op de peildatum geen sprake was van zeven gerealiseerde bedrijven met bedrijfswoningen, maar van negen bedrijven met bedrijfswoningen in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Zij voert hiertoe aan dat het bevoegde bestuursorgaan, het college, in dit concrete geval, telkens consistent het standpunt heeft ingenomen dat sprake was van zeven woon-werkcombinaties. Daarmee is aan alle vereisten voor toepassing van het vertrouwensbeginsel voldaan, aldus Eemsland BV. Aan deze herhaalde, concrete en ondubbelzinnige toezegging kon Eemsland BV volgens haar het vertrouwen ontlenen dat het college zou uitgaan van zeven woon-werkcombinaties. Het is daarom in strijd met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel dat het college daarover nu een gewijzigd standpunt inneemt. Ter zitting heeft Eemsland BV in dit verband gewezen op de pagina’s 18 en 45 van de toelichting bij het bestemmingsplan "Eemspoort" en naar het raadsvoorstel van het college van 10 oktober 2005, waarbij aan de gemeenteraad van Groningen is voorgesteld een voorbereidingsbesluit voor de Hunzezone te nemen.
5.1.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college moest uitgaan van de juiste feitelijke situatie. Dat het college tot de conclusie is gekomen dat de op de peildatum in het plangebied aanwezige bedrijfswoningen een hoger aantal (9) betrof dan aanvankelijk was geïnventariseerd, betekent niet dat daarmee het vertrouwensbeginsel is geschonden. Van een toezegging een bevoegdheid op een bepaalde manier aan te wenden is niet gebleken. Ter zitting heeft het college verklaard dat de toelichting bij het bestemmingsplan "Eemspoort" is gebaseerd op een inventarisatie van het aantal in het plangebied aanwezige bedrijfswoningen uit 1998 en dat het raadsvoorstel van 10 oktober 2005 de stand van zaken van dat moment weergeeft. Het college heeft aannemelijk gemaakt dat de gemeente in de periode vanaf 2005 tot de peildatum een actief beleid heeft gevoerd, waardoor de stand van zaken op de peildatum 1 oktober 2009 verschilt met die uit 1998 en 2005.
Het betoog faalt.
6.    Eemsland BV betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het standpunt van het college dat op de peildatum negen bedrijven met bedrijfswoningen aanwezig waren, onjuist is. Zij voert hiertoe aan dat op de peildatum in de Hunzezone feitelijk maximaal zeven bedrijven aanwezig waren. Dat betekent automatisch dat het aantal bedrijfswoningen ook maximaal zeven zou bedragen. Hieruit volgt dat Eemsland BV op haar perceel nog drie geclusterde woon-werkcombinaties had kunnen realiseren. Volgens Eemsland BV heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat alle in het plangebied aanwezige (burger)woningen als bedrijfswoningen moeten worden aangemerkt, ondanks het feit dat een aantal woningen niet aan de definitie van bedrijfswoning voldoet. Het feit dat woningen niet aan de definitie van bedrijfswoning voldoen, betekent automatisch dat die woningen geen bedrijfswoning zijn en dus ook geen onderdeel van een woon-werkcombinatie zijn, aldus Eemsland BV.
Verder heeft de rechtbank een onjuiste maatstaf gehanteerd door te overwegen dat voor de juridische status van de woningen moet worden uitgegaan van het op grond van het bestemmingsplan "Eemspoort" toegestane feitelijke gebruik. Volgens het oude bestemmingsplan kan slechts sprake zijn van feitelijk en legaal gebruik als bedrijfswoning bij aanwezigheid op het bouwperceel van een of meer bedrijfsgebouwen met een oppervlakte dat ten minste het dubbele is van de desbetreffende woning (artikel 7, derde lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften) en als het noodzakelijk is dat bij het bedrijf wordt gewoond (artikel 1, onder 15 van de planvoorschriften). Deze overweging is verder in strijd met het oordeel van de rechtbank van 25 november 2014 over de wijze van vaststelling van het aantal woon-werkcombinaties, aldus Eemsland BV. In die uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het concreet gaat om de vraag hoeveel bedrijven met een bedrijfswoning er legaal gerealiseerd waren. In die uitspraak heeft de rechtbank voorts geoordeeld dat slechts het aantal ten tijde van de peildatum gerealiseerde bedrijven met een bedrijfswoning bepalend is voor de juridische bouwmogelijkheden die Eemsland BV ten tijde van de peildatum nog had. Volgens de uitspraak van 25 november 2014 moet het gaan om feitelijk gerealiseerde bedrijven met een bedrijfswoning, terwijl de rechtbank er in de aangevallen uitspraak vanuit gaat dat iedere woning in het plangebied een bedrijfswoning is. Deze lezing vindt geen grondslag in de voorschriften of de toelichting van het bestemmingsplan "Eemspoort", aldus Eemsland BV. Mocht het al de bedoeling zijn geweest dat de aanwezige burgerwoningen zouden worden getransformeerd tot bedrijfswoning, dan is dat feitelijk niet gebeurd. De burgerwoningen in de Hunzezone zijn volgens Eemsland BV wegbestemd en onder het overgangsrecht gebracht. Als het de bedoeling van de gemeenteraad zou zijn geweest de aanwezige woningen te bestemmen tot woon-werkcombinaties, dan waren zij wel als zodanig positief bestemd. Dat is bewust niet gebeurd, omdat de gemeenteraad de mogelijkheid wilde bieden dat niet op deze bestaande locaties, maar ook op andere plekken in de Hunzezone woon-werkcombinaties zouden worden gerealiseerd. Dat blijkt volgens Eemsland BV uit de in 1998 door de gemeente getekende "exploitatiekaart Eemspoort". Op deze kaart zijn meerdere percelen aangeduid als uitgeefbare grond in de Hunzezone.
Ten slotte voert Eemsland BV aan dat bij de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Eemspoort" geen negen bedrijven aanwezig waren. In de toelichting is vermeld dat op dat moment slechts drie echte bedrijven met een bijbehorende dienstwoning aanwezig waren. Gedurende de looptijd van het bestemmingsplan zijn daaraan geen woon-werkcombinaties toegevoegd, aldus Eemsland BV.
6.1.    Ingevolge het nieuwe bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Bedrijf" en de nadere aanduiding "bedrijfswoning". Voor de van belang zijnde planregels wordt verwezen naar de van deze uitspraak deel uitmakende bijlage.
Ingevolge het bestemmingsplan "Eemspoort" waren de gronden aan weerszijden van de Euvelgunnerweg bestemd tot "Hunzezone". Artikel 7 van de planvoorschriften, dat bepalingen bevat over deze bestemming, luidde als volgt:
"1. De op de kaart als Hunzezone aangegeven gronden zijn bestemd voor:
a. (…)
b. bedrijven behorend tot de categorie 1 en 2 van de bij deze voorschriften behorende Bedrijvenlijst, met uitsluiting van de detailhandel en onder inachtneming van het bepaalde in artikel 5, lid 4, alsmede voor bedrijven die bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het plan;
c,d (…).
2. De in lid 1 gegeven doeleinden worden gerealiseerd onder inachtneming van het desbetreffende bepaalde in artikel 5 en in dit artikel:
a (…);
b. (…);
toegestaan zijn clusters van maximaal drie aaneengrenzende bedrijven met elk een bouwperceel van maximaal 0,5 ha en een afstand van ten minste 50 m tot andere bedrijfspercelen;
(…).
3. Voor bedrijfspercelen geldt dat op deze gronden uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de toegestane bedrijven mogen worden gebouwd, waaronder begrepen één bedrijfswoning per bedrijf, tot een maximum aantal van 10 bedrijfswoningen, onder inachtneming van de volgende bepalingen:
a,b (…);
c. de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen dient ten minste het dubbele te bedragen van de oppervlakte van de bedrijfswoning;
d tot en met g (…)."
Artikel 1, aanhef en onder 15 luidde:
"Begripsbepalingen.
15. Dienst- of bedrijfswoning
Een woning in of bij een of meer bedrijfsgebouwen op een bouwperceel, bestemd voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gezien de bestemming en het gebruik van de bebouwing en het terrein, noodzakelijk is".
Artikel 5, voor zover hier van belang, luidde:
"5.5 De Hunzezone wordt ontwikkeld tot de groene drager van Eemspoort en stadsdeel Zuidoost waar, behoudens vrijstelling, verspreid uitsluitend kleinschalige bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Bedrijvenlijst en de al aanwezige bedrijven zijn toegestaan, onder voorwaarde dat het bedrijven met een bedrijfswoning zijn."
6.2.    Uit het samenstel van deze planvoorschriften volgt dat maximaal 10 bedrijfswoningen en maximaal 10 bedrijven op de gronden met de bestemming "Hunzezone" mochten worden gerealiseerd. Dit betekent dat op de latere peildatum 1 oktober 2009 de bouw- en gebruiksmogelijkheden van Eemsland BV afhankelijk waren van de legaal aanwezige bedrijven en bedrijfswoningen.
6.3.    In het daaraan ten grondslag liggende raadsvoorstel van 10 oktober 2005 is het volgende vermeld:
"Uit een inventarisatie blijkt dat er op dit moment 12 panden in de Hunzezone zijn, waar in 7 gevallen sprake is van een woon-werkcombinatie. Overeenkomstig de uitgangspunten van het bestemmingsplan wordt getracht het aantal woningen terug te brengen van 12 naar 10. Bij deze 10 resterende (over het algemeen beeldbepalende) panden/percelen dient op grond van het bestemmingsplan een woon-werkfunctie gerealiseerd te worden.
Zolang het aantal van 10 bedrijfswoningen met bijbehorende bedrijfsruimte niet bereikt is, lijkt juridisch de mogelijkheid te bestaan buiten de bestaande (beeldbepalende) panden op andere open plekken in de Hunzezone een bedrijfswoning op te richten. Op deze wijze wordt het met het bestemmingsplan beoogde beleid voor de Hunzezone doorkruist: het aantal bedrijfswoningen zou het maximum aantal van 10 overschrijden of er moeten enkele bestaande beeldbepalende panden verdwijnen om het aantal woon-werkcombinaties op 10 te houden. Beide alternatieven vinden wij niet gewenst".
6.4.    In zijn schriftelijke uiteenzetting in hoger beroep heeft het college toegelicht dat met de vaststelling van het bestemmingsplan Eemspoort de woonfunctie in het plangebied is opgeheven. Vanwege de gewenste economische ontwikkeling, met ook de mogelijkheid zware bedrijvigheid te kunnen vestigen, is aan het gebied een bedrijfsbestemming toegekend. Besloten is de in het plangebied aanwezige woningen aan te kopen en de bewoners schadeloos te stellen. De woonpanden zouden daarna worden gesloopt of aangewend of doorverkocht als bedrijf met bijbehorende bedrijfswoning. Volgens het college zijn de bestaande woningen, voor zover ze geen bedrijfswoning waren, gesloopt dan wel (door)verkocht als bedrijfswoning. Hiermee was het overgangsrecht uitgewerkt, aldus het college.
6.5.    Voor de bepaling van de op de peildatum bestaande gebruiksmogelijkheden van het perceel op grond van het bestemmingsplan "Eemspoort" is niet van belang of er feitelijk bedrijven waren gevestigd op overige gronden met de bestemming "Hunzezone", maar of in planologische zin de mogelijkheden tot vestiging van bedrijven op de gronden met deze bestemming waren benut. Dat was het geval als de op deze gronden aanwezige panden op de peildatum geschikt waren voor gebruik als bedrijf met bedrijfswoning. Dat de panden op de peildatum leeg stonden of feitelijk werden gebruikt op een wijze die niet geheel voldeed aan de planvoorschriften, bijvoorbeeld omdat er geen noodzaak bestond om bij het bedrijf te wonen, is daarom niet van belang. De rechtbank heeft zijn oordeel derhalve gebaseerd op de juiste uitgangspunten.
6.6.    Het college heeft gesteld dat op de percelen Euvelgunnerweg 27, 30, 31, 36, 39a, 41,42 en 50 en Olgerweg 1 op de peildatum panden zijn gelegen die alle in gebruik zijn bij bedrijven. Ter zitting heeft het college nogmaals toegelicht dat, voor zover nodig, de panden door de gemeente vóór de peildatum zijn aangekocht en doorverkocht aan bedrijven. Ter zitting is duidelijk geworden dat het hier bedrijfspercelen, boerderijen en voormalige boerderijen met grote schuren betreft die op de peildatum geschikt waren voor de vestiging van bedrijven in de categorieën 1 en 2 met bijbehorende bedrijfswoning. De rechtbank is derhalve, gelet op de onder 6.5 vermelde uitgangspunten, terecht tot de slotsom gekomen dat geen sprake is van een planologische verslechtering, omdat op de peildatum al negen bedrijfswoningen aanwezig waren. Eemsland BV kon op grond van het bestemmingsplan "Eemspoort", dat het aantal maximeerde tot 10 bedrijfswoningen, dus nog maar één bedrijf met bedrijfswoning realiseren. Deze mogelijkheid heeft zij op grond van het bestemmingsplan "Herziening Eemspoort Hunzezone" behouden.
6.7.    Het betoog faalt.
7.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Van Altena    w.g. Lodder
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2018
17. BIJLAGE
Relevante planregels van het bestemmingsplan "Herziening Eemspoort Hunzezone."
Artikel 1, aanhef en onder 16:
"In deze voorschriften wordt verstaan onder bedrijfswoning/dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is".
Artikel 4
"4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën bij de 1 en 2 behorende Lijst van bedrijfstypen, met uitsluiting van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en de detailhandel, alsmede voor bedrijven die hier bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van dit plan. De percelen Euvelgunnerweg 27 en 37a zijn mede bestemd voor agrarisch gebruik, waarbij het perceel Euvelgunnerweg 27 tevens mede bestemd is voor gebruik ten behoeve van beheer en onderhoud van de Hunzezone;
b. bedrijfswoningen, daar waar dat op de plankaart is aangegeven met de aanduiding -bw-;
c. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1. Algemene bouwregels(…)
4.2.2. Gebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven 12 bestemmingsvlakken (11 woon-werkkavels en 1 bedrijfskavel, het oude tolhuis) worden gebouwd, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één bedrijf aanwezig mag zijn. Voor de bestaande gebouwen van de melkveehouderij op het perceel Euvelgunnerweg 37a geldt dat deze mogen worden gebruikt voor meerdere vormen van bedrijfsdoeleinden als bedoeld in milieucategorie 1 en 2 van de bij dit bestemmingsplan behorende Lijst van Bedrijfstypen. Voor het gehele perceel Euvelgunnerweg 37a geldt dat hierop niet meer dan één bedrijfswoning mag worden opgericht. Het toevoegen van één of twee extra bedrijfswoningen is niet toegestaan.
b tot en met i (…)".