ECLI:NL:RVS:2018:684

Raad van State

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
201607332/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor puinbreken in Papendrecht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong Papendrecht B.V. en anderen tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht op 28 november 2014 een omgevingsvergunning had verleend voor het binnen breken van puin in loods A op het perceel Noordhoek 35 te Papendrecht. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij geen belanghebbenden zijn bij het besluit van 28 november 2014. Het college heeft echter aangevoerd dat appellanten geen belang meer hebben bij de uitspraak, omdat met ingang van 22 maart 2016 niet langer puin wordt gebroken in loods A. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat de revisievergunning van 22 maart 2016 het eerdere besluit van 28 november 2014 heeft vervangen. Hierdoor hebben appellanten geen actueel en reëel belang meer bij hun hoger beroep. De Afdeling verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201607332/1/A1.
Datum uitspraak: 28 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong Papendrecht B.V., gevestigd te Papendrecht, [appellante A], gevestigd te [plaats] en [appellant B] en [appellante C], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 augustus 2016 in zaak nr. 15/5126 in het geding tussen:
Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2014 heeft het college omgevingsvergunning verleend aan Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong ten behoeve van het binnen breken van puin in loods A op het perceel Noordhoek 35 te Papendrecht (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 juli 2015 heeft het college het door Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 augustus 2016 heeft de rechtbank het door Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2017, waar Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en bijgestaan door mr. R.G.J. Laan, advocaat te Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door M.R. Rietberg en E.A. Logtenberg en bijgestaan door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Tevens is [belanghebbende], in persoon en bijgestaan door mr. I.M. van den Heuvel, advocaat te Roosendaal, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong exploiteert een bouwstoffenhandel op het perceel. Aan het perceel is op grond van het bestemmingsplan "Aan de Noord" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" toegekend. Tussen partijen is niet in geschil dat puinbreken een activiteit is die valt in categorie 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en om die reden op grond van het bestemmingsplan ter plaatse niet is toegestaan. Op 20 oktober 2014 heeft Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het binnen breken van puin in loods A van het bedrijf. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Het hoger beroep
2.    Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellant B] en [appellante C] alsmede [appellante A] slechts een afgeleid belang hebben bij de door Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong aangevraagde omgevingsvergunning en daarom geen belanghebbenden zijn bij het besluit van 28 november 2014.
Voorts betogen Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college de aanvraag om omgevingsvergunning had moeten opvatten als zijnde gericht op een gewijzigde categorie-indeling voor de gehele inrichting.
2.1.    Het college heeft aangevoerd dat Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen geen belang meer hebben bij een uitspraak op hun hoger beroep, aangezien met ingang van 22 maart 2016 niet langer puin wordt gebroken in loods A. De puinbreker is thans in de buitenlucht opgesteld conform de eisen en voorwaarden die daaraan zijn gesteld in de bij besluit van 22 maart 2016 aan Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong verleende omgevingsvergunning voor het veranderen van de gehele inrichting (milieurevisie), het oprichten van een betoncentrale, twee betonnen keerwanden, het afwijken van het bestemmingsplan "Aan de Noord" wat betreft het breken van puin (milieucategorie) en bouwhoogte (betoncentrale), het opslaan van C-hout, het in werking hebben van een betonmenginstallatie, het hebben van een grondmenger en het bouwen van een tijdelijke betonmenginstallatie op het perceel.
2.2.    De Afdeling stelt vast dat het Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong op grond van voormelde revisievergunning van 22 maart 2016 is toegestaan om puinbreekactiviteiten in de open lucht te verrichten en dat puinbreekactiviteiten in loods A niet langer zijn toegestaan. Met die revisievergunning is het besluit van 28 november 2014 vervangen.
Bij uitspraak van heden in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2018:638 is het hoger beroep tegen het besluit van 22 maart 2016 ongegrond verklaard, zodat de revisievergunning onherroepelijk is geworden.
2.3.    Het betoog van Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen inhoudende dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hun bezwaar, voor zover ingesteld door [appellant B] en [appellante C] en [appellante A] terecht niet-ontvankelijk is verklaard, kan niet leiden tot het ermee beoogde doel. Nu de revisievergunning bij uitspraak van heden onherroepelijk is geworden, hebben Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen geen belang meer bij beantwoording van de vraag of [appellant B] en [appellante C] en [appellante A] belanghebbenden zijn bij het besluit van 28 november 2014 dat met de revisievergunning is vervangen.
Voorts is van belang dat de Afdeling slechts is gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een hoger beroep, indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de Afdeling niet gehouden uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan. Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen beogen met hun hoger beroep in te gaan tegen het oordeel van de rechtbank omtrent de reikwijdte van de door Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong ingediende aanvraag om omgevingsvergunning die heeft geleid tot de omgevingsvergunning van 28 november 2014, terwijl die vergunning met de revisievergunning is vervangen. Verder hebben Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen niet gesteld schade te hebben geleden als gevolg van het besluit van 28 november 2014. Gelet daarop hebben Bouwstoffenhandel De Rivierendriesprong en anderen geen actueel en reëel belang bij een uitspraak op hun hoger beroep.
3.    Het hoger beroep van Bouwstoffenhandel De Rivierendriespong en anderen is vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Van der Spoel    w.g. Melenhorst
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2018
490.