ECLI:NL:RVS:2018:630
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 februari 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een verzoek ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om opheffing van een inreisverbod, dat op 23 maart 2017 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 29 januari 2018 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar de argumenten van de vreemdeling en de relevante jurisprudentie, waaronder een eerdere uitspraak van 20 december 2016. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de vreemdeling voor toewijzing in aanmerking komt. Hij heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen die geconfronteerd worden met inreisverboden en de mogelijkheid om voorlopige voorzieningen aan te vragen in afwachting van een definitieve uitspraak in hoger beroep.