ECLI:NL:RVS:2018:625

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
201800074/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan "De Mient" in Capelle aan den IJssel

Op 13 november 2017 heeft de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel het bestemmingsplan "De Mient" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend te Capelle aan den IJssel, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 februari 2018 ter zitting behandeld, waar de verzoeker en de raad, vertegenwoordigd door B. Holleman en P. Bakker, aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

De voorzieningenrechter overweegt dat het bestemmingsplan "De Mient" het bedrijventerrein geleidelijk wil wijzigen door een combinatie van wonen en werken toe te staan. De verzoeker stelt dat hij nieuwe initiatieven wil ontwikkelen op zijn perceel, waaronder een gezondheidscentrum en kinderopvang, maar dat de gemeentelijke parkeernormen dit belemmeren. Hij heeft aangegeven dat hij voor zijn initiatieven 80 tot 110 parkeerplaatsen nodig heeft, terwijl er slechts 34 parkeerplaatsen beschikbaar zijn.

De voorzieningenrechter concludeert dat het treffen van een voorlopige voorziening die het mogelijk maakt om de gronden van de verzoeker te gebruiken zonder te voldoen aan de parkeerbehoefte, te verstrekkend is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 23 februari 2018.

Uitspraak

201800074/2/R6.
Datum uitspraak: 23 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Capelle aan den IJssel,
en
de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "De Mient" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 februari 2018, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door B. Holleman en P. Bakker, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan heeft betrekking op het bedrijventerrein De Mient, dat in de loop van de jaren ingeklemd is komen te liggen tussen woonwijken. Met het plan wil de raad het karakter van het terrein geleidelijk wijzigen door onder meer in het noordelijke deel een combinatie van wonen en werken toe te staan. [verzoeker] heeft gronden op het middelste deel van het terrein. Hier wordt de functie wonen vooralsnog niet toegestaan. Deze gronden hebben in dit plan nog een bedrijfsbestemming.
2.1.    [verzoeker] stelt dat hij in zijn pand op het perceel [locatie] te Capelle aan den IJssel nieuwe initiatieven wil ontwikkelen, zoals een zogenoemd gezondheidscentrum nieuwe stijl, een dagbesteding voor ouderen, kinderopvang en buitenschoolse opvang, een restaurant en mogelijkheden voor kort verblijf en wonen, maar dat de gemeentelijke parkeernormen in combinatie met het verdwijnen van algemene parkeerplaatsen ervoor zorgen dat hij geen gebruik kan maken van de mogelijkheid om deze initiatieven te ontwikkelen.
2.2.    Ter zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat hij voor zijn initiatieven, die onder meer een gezondheidscentrum met een regionaal karakter omvatten, zo’n 80 tot 110 parkeerplaatsen nodig heeft. Op het perceel [locatie] zijn volgens hem slechts 34 parkeerplaatsen aanwezig.
2.3.    Aan de gronden van [verzoeker] zijn onder meer de bestemming "Bedrijf" en de aanduidingen "bedrijf tot en met categorie 2" en "kantoor" toegekend.
Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt: "De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’: bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten - De Mient;
b. bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ is tevens toegestaan de aanwezige bebouwing te gebruiken als zelfstandige kantoren;
(…).
Het bepaalde in lid 3.3, aanhef en onder b luidt: "Met betrekking tot het gebruik van de gebouwen gelden de volgende regels: voor parkeren gelden de volgende regels:
1. Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren van motorvoertuigen en fietsen als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen.
2. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeernormen welke zijn of nog kunnen worden vastgesteld door de raad van gemeente Capelle aan den IJssel.
Het bepaalde in lid 3.4.3 luidt: "Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
a. lid 3.3.b voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
b. lid 3.3.b voor zover het voldoen aan genoemde normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
c. lid 3.3.b voor zover kan worden aangetoond dat een afwijkende parkeernorm voorziet in een passende parkeergelegenheid.
2.4.    In het tot nu toe geldende plan "Middelwatering", dat voor de gronden van [verzoeker] onherroepelijk is geworden na de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1123, zijn aan die gronden de bestemming "Bedrijf" en de aanduidingen "bedrijf tot en met categorie 3.1", "kantoor" en "specifieke vorm van bedrijf - kringloopwinkel" toegekend.
Artikel 3, lid 3.3, onder a, van de regels van dat plan luidt:
"Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van het gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in Bijlage 2 Parkeernormen (auto- en fietsparkeren); (…)"
2.5.    De voorzieningenrechter overweegt dat een voorlopige voorziening die bestaat uit een schorsing van het plan ertoe zal leiden dat het tot nu toe geldende plan "Middelwatering" blijft gelden voor de gronden van [verzoeker] op het perceel [locatie] te Capelle aan den IJssel. Dat plan kent met artikel 3, lid 3.3, onder a, van de planregels een soortgelijke planregel als dit plan met betrekking tot het op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte. Voorts bevat dat plan, anders dan het hier aan de orde zijnde plan, geen planregel met een bevoegdheid om af te wijken van de eisen met betrekking tot het op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte. De voorzieningenrechter ziet om die reden geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening die bestaat uit een schorsing van het plan.
2.6.    Het treffen van een andere voorlopige voorziening, te weten een voorlopige voorziening die het mogelijk maakt om de gronden van [verzoeker] te gebruiken zonder dat behoeft te worden voldaan aan de in de planregels opgenomen eis dat op eigen grond in de parkeerbehoefte wordt voorzien, acht de voorzieningenrechter naar zijn aard te verstrekkend.
3.     Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Lap
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2018
288.