201506308/1/R4.
Datum uitspraak: 26 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Algera Haven B.V., gevestigd te Rotterdam,
2. [appellant sub 2], wonend te Capelle aan den IJssel,
3. de vereniging Historische Vereniging Capelle aan den IJssel, gevestigd te Capelle aan den IJssel,
4. [appellant sub 4], wonend te Capelle aan den IJssel,
en
de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Middelwatering" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Algera Haven B.V., [appellant sub 2], de Historische Vereniging en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 februari 2016, waar Algera Haven B.V., vertegenwoordigd door L. Koolhaas, [appellant sub 2], de Historische Vereniging, vertegenwoordigd door [appellant sub 4], [appellant sub 4], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.E. Smits, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de wijk Middelwatering.
Het beroep van Algera Haven B.V.
Aanleiding
3. Algera Haven B.V. is eigenaar van het waterperceel kadastraal bekend Capelle aan den IJssel, sectie B, nummer 10189. Algera Haven B.V. wil daar een steiger aanleggen.
Beroepsgronden
3.1. Algera Haven B.V. voert aan dat zij beschikt over een omgevingsvergunning voor de bouw van een drijvende steiger. Volgens haar maakt het plan de aanleg van deze steiger echter niet mogelijk. Voorts voert Algera Haven B.V. aan dat in het water tussen de steiger en de kade geen loopbrug gerealiseerd kan worden. Ter zitting heeft zij aangegeven dat de wijze waarop volgens de raad de steiger in het plan is opgenomen, rechtsonzeker is. Volgens de raad voorziet het plan in de steiger nu op grond van artikel 13, lid 13.1, van de planregels de gronden met de bestemming "Water" zijn bestemd voor bestaande ligplaatsen van schepen. Op grond van artikel 1, lid 1.19, van de planregels is bebouwing bestaand als deze krachtens een omgevingsvergunning kan worden gebouwd. De omgevingsvergunning voor de bouw van de steiger is echter nog niet onherroepelijk. Indien de omgevingsvergunning wordt vernietigd, is de oprichting van de steiger niet meer mogelijk. Voor derden is niet duidelijk dat de steiger is toegestaan.
3.2. De raad stelt dat op grond van artikel 13, lid 13.1, onder d, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1.19, van de planregels het plan voorziet in de steiger, nu de omgevingsvergunning voor de steiger is verleend en deze dus onder een bestaande ligplaats valt. Ook vormt het bestemmingsplan volgens de raad geen belemmering voor het neerlaten van de loopbrug, nu de gronden bij de steiger de bestemming "Groen" hebben. Wel is privaatrechtelijke toestemming van de gemeente nodig om de loopbrug neer te laten op gemeentelijke grond. De raad heeft ter zitting vermeld dat het plan vertraging zou hebben opgelopen als het was aangepast om een aanduiding voor de steiger op te nemen.
3.3. Het perceel van Algera Haven B.V. heeft de bestemming "Water".
Ingevolge artikel 1, lid 1.19, van de planregels wordt bestaand met betrekking tot bebouwing gedefinieerd als legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
Ingevolge artikel 13, lid 13.1, zijn de voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor:
a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
b. water ten behoeve van de aan- en afvoer, waterberging en sierwater;
c. verkeer over water;
d. bestaande lig-, laad- en losplaatsen van schepen;
e. het plaatsen en onderhouden van verkeersvoorzieningen ten behoeve van een veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer op de Hollandsche IJssel.
f. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': tevens voor een steiger ten behoeve van het tijdelijk kortstondig aanmeren tijdens de dag- en avondperiode;
g. ter plaatse van de aanduiding 'sluis' tevens voor een sluis;
h. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens een brug;
i. groenvoorzieningen;
j. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals: bruggen, duikers, kunstwerken, keermuren voor de waterbeheersing, beschoeiing, (inlaat)gemalen, visvlonders, andere vergelijkbare voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
De gronden naast het perceel van Algera Haven B.V. hebben de bestemming "Groen".
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor
a. grasvelden, beplanting en andere vegetatie;
b. groenvoorzieningen;
c. water ten behoeve van de wateraanvoer- en -afvoer, waterberging, sierwater;
h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wandel- en fietspaden, alsmede bermen, tunnels, straatmeubilair, kunstobjecten, kunstwerken, (vis)vlonders en bruggen.
3.4. Naar het oordeel van de Afdeling betoogt Algera Haven B.V. terecht dat artikel 13, eerste lid, onder d, van de planregels de aanleg van de steiger niet mogelijk maakt. Daartoe overweegt de Afdeling dat een steiger niet kan worden begrepen onder een ligplaats. In de planregels is geen definitie van steiger of ligplaats opgenomen. Volgens het Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal is een steiger een (oorspronkelijk houten) constructie langs een oever, die tot aanlegplaats dient voor vaartuigen. Een ligplaats is een gelegenheid om te liggen, met name voor schepen. Een ligplaats betreft naar het oordeel van de Afdeling derhalve het water naast de steiger. De Afdeling overweegt voorts dat ook een systematische interpretatie van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de planregels aanleiding geeft voor het oordeel dat de planregels de aanleg van een steiger op het perceel van Algera Haven B.V. niet mogelijk maken. Op grond van deze bepaling is een steiger mogelijk ter plaatse van de aanduiding "steiger". Aan het waterperceel van Algera Haven B.V. is deze aanduiding niet toegekend. Dat deze aanduiding betrekking heeft op tijdelijk kortstondig aanmeren tijdens de dag- en avondperiode, terwijl Algera Haven B.V. de mogelijkheid wil bieden schepen maximaal 24 uur aan te meren, en deze aanduiding dus niet voorziet in de door Algera Haven B.V. gewenste steiger, maakt niet dat om de door Algera Haven B.V. gewenste steiger mogelijk te maken geen aanduiding behoefde te worden opgenomen. Ten aanzien van de door Algera Haven B.V. aan te leggen loopbrug stelt de Afdeling vast dat de omgevingsvergunning die aan Algera Haven B.V. is verleend ook betrekking heeft op deze loopbrug. Het bestemmingsplan staat er niet aan in de weg dat deze loopbrug wordt neergelaten op de gemeentelijke grond, die ter plaatse de bestemming "Groen" heeft.
Het betoog slaagt.
Het beroep van [appellant sub 2]
Aanleiding
4. [appellant sub 2] is eigenaar van het pand aan de [locatie 1]. Hij wil in het pand een bedrijfswoning realiseren. Dit is volgens hem nodig om de noodzakelijke renovatie te bekostigen van het pand dat in slechte staat van onderhoud verkeert. Daarom heeft hij in zijn zienswijze verzocht om deels een maximaal toegestane goothoogte van 6 meter en een maximaal toegestane bouwhoogte van 9 meter toe te kennen en deels een maximaal toegestane goothoogte van 9 meter en een maximaal toegestane bouwhoogte van 12 meter toe te kennen. De raad heeft dit verzoek afgewezen. Volgens de raad past het architectonisch en stedenbouwkundig niet in het beeld van het beschermd dorpsgezicht waarin het pand is gelegen om de maximaal toegestane bouw- en goothoogten te verhogen. De raad stelt zich op het standpunt dat in het beschermd dorpsgezicht hoogteaccenten zijn toegepast in hoofdzakelijk lage bebouwing, bestaande uit één bouwlaag met een kap.
Beroepsgronden
5. [appellant sub 2] bestrijdt dat een verhoging van de maximaal toegestane bouw- en goothoogten niet past in het beschermd dorpsgezicht. Hij voert aan dat vele panden in de omgeving hoger zijn. Hij verwijst naar de panden aan de Plantsoenstraat 1 en 3, naar de rijwoningen aan de Waterloostraat, de woningen aan de Dorpsstraat tegenover het pand en naar het gemaal tegenover het pand. Volgens hem is sprake van rechtsongelijkheid.
5.1. Aan het perceel [locatie 1] is onder meer de bestemming "Bedrijf" met de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd dorpsgezicht" en deels een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter en deels een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 7 meter toegekend.
5.2. De raad heeft de toegestane bouw- en goothoogte voor het lagere deel van het pand naar aanleiding van de zienswijze iets verhoogd. Volgens de raad is het mogelijk om in het pand een bedrijfswoning te realiseren.
5.3. De Afdeling overweegt dat het bestemmingsplan overwegend consoliderend van aard is. Het plan voorziet niet in een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogten in de omgeving van het perceel. In zoverre doet zich geen ongelijke behandeling voor. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [appellant sub 2] gewenste verhoging van de maximale bouw- en goothoogten niet past binnen het beschermd dorpsgezicht. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Ten aanzien van het betoog van [appellant sub 2] dat panden in de omgeving van zijn pand hoger zijn, zodat het beschermd dorpsgezicht er niet aan in de weg staat dat voor zijn pand hogere bouw- en goothoogten worden toegestaan, overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat de situatie van deze panden verschilt van de situatie van het pand van [appellant sub 2]. De raad heeft gesteld dat de panden aan de Waterloostraat geen deel uitmaken van het beschermd dorpsgezicht, dat ter plaatse van het gemaal slechts een beperkte maximale bouwhoogte van 3 meter is toegestaan en dat ter plaatse van de Plantsoenstraat 1 en 3 slechts een beperkt hoogteaccent mogelijk is. Wat betreft de panden aan de Dorpsstraat heeft de raad gesteld dat deze op een andere locatie staan, te weten op de dijk aan het water. Op deze locatie is een hogere maximale bouwhoogte mogelijk. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant sub 2] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.
Het betoog faalt.
Het beroep van [appellant sub 4] en de Historische Vereniging
Aanleiding
6. [appellant sub 4] woont aan de [locatie 2] te Capelle aan den IJssel. Het plan heeft aan gronden in het Doorenbosplantsoen aan de Dorpsstraat nabij zijn woning de bestemming "Verkeer" toegekend, ten behoeve van de aanleg van acht langsparkeerplaatsen.
De Historische Vereniging heeft onder meer ten doel het stimuleren van behoud en bescherming van historische bebouwing en monumenten en objecten van geschiedenis en kunst.
[appellant sub 4] en de Historische Vereniging vrezen dat de aanleg van parkeerplaatsen het beschermd dorpsgezicht aantast.
Beroepsgronden
6.1. [appellant sub 4] en de Historische Vereniging voeren aan dat ten onrechte de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is toegekend aan gronden van het Doorenbosplantsoen langs de Dorpsstraat. Volgens hen wordt daarmee het beschermd dorpsgezicht Oude Plaats aangetast.
6.2. Ingevolge artikel 17 van de Erfgoedverordening Capelle aan den IJssel 2010 kan het college een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht.
Ingevolge artikel 19 stelt de raad ter bescherming van een dorpsgezicht een bestemmingsplan vast.
6.3. In het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel tot aanwijzing van drie beschermde dorpsgezichten van 12 april 2005 (hierna: het aanwijzingsbesluit) zijn voor beschermd dorpsgezicht Oude Plaats de volgende adressen vermeld.
Dorpsstraat: 3, 9, 42, 44, 46, 48, 50, 50a, 52, 52b, 54, 54b, 54c, 56, 56a
Raadhuisstraat: 1, 3, 5, 7, 9, 11, 2, 4, 6, 8,10
Emmastraat: 1, 3, 5, 7, 2, 4
Julianastraat: 1, 3, 5, 7, 9
Plantsoenstraat: 1, 3, 5, 7, 9, 11
6.4. In het aanwijzingsbesluit is vermeld dat de kern van het gebied wordt gevormd door het plantsoen, grenzend aan het dijktalud en omzoomd door de aaneengesloten bebouwing langs de Dorpsstraat en de halfopen bebouwing langs de Plantsoenstraat. De begrenzing van het gebied loopt voornamelijk langs de achterzijde van de huizen. De zuidelijke grens is de Hollandsche IJssel. Met name aan het kerngegeven van het open carré van een complex arbeiderswoningen dat rond 1910 ontstond na de sluiting van een steenbakkerij en het plantsoen met hoog opgaande bomen ontleent het gebied zijn meerwaarde. Het carré wordt omsloten door de Raadhuisstraat, Emmastraat, Plantsoenstraat en de Julianastraat. Het carré heeft een symmetrische opzet en rijke detaillering. Verder worden nog de oudere bebouwing en leibomen aan de westzijde van de Raadhuisstraat en het groen aan oostzijde van de Raadhuisstraat genoemd. De twee huizenblokken aan de noordzijde van de Emmastraat hebben een beeldondersteunende rol. De voortuinen aan de Dorpsstraat worden gekenmerkt door erfscheidingen van metalen hekwerken of kettingen tussen palen.
6.5. De raad heeft bij de besluitvorming over het plan betrokken dat in het aanwijzingsbesluit voor het beschermde dorpsgezicht het Doorenbosplantsoen wel wordt genoemd, maar niet in omvang, vorm en inrichting wordt begrensd. Daarbij heeft de raad erop gewezen dat de vorm van het Doorenbosplantsoen weliswaar verandert, maar de oppervlakte van het plantsoen na de herinrichting gelijk blijft. Voorts heeft de raad daarbij betrokken dat de bomen op de locatie waar de parkeerplaatsen zijn voorzien, worden gekapt omdat dit noodzakelijk is ten behoeve van de dijkverzwaring. De wortels van bomen kunnen immers zorgen voor een instabiele dijk. Ook heeft de raad erop gewezen dat er te weinig parkeerplaatsen in de omgeving van het Doorenbosplantsoen zijn. De inrichtingsschets zal aan de commissie Welstand en Monumenten worden voorgelegd. De commissie Welstand en Monumenten zal deze toetsen aan het beschermde dorpsgezicht. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanleg van de parkeerplaatsen niet leidt tot een zodanige aantasting van het beschermd dorpsgezicht dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen.
Het betoog faalt.
7. De parkeerplaatsen zijn volgens [appellant sub 4] vooral nodig voor de bezoekers van het restaurant aan de Dorpsstraat 3. Er zijn volgens [appellant sub 4] en de Historische Vereniging alternatieve locaties waar de aanleg van parkeerplaatsen mogelijk is, waar het beschermd dorpsgezicht niet wordt aangetast. [appellant sub 4] stelt dat er mogelijkheden zijn om de parkeerruimte op het terrein van het restaurant uit te breiden. Ook zijn er volgens hem parkeerplaatsen bij een leegstaand kantoor aan de Dorpsstraat 34-36 tegenover het restaurant, die gebruikt zouden kunnen worden. Hij wijst voorts op andere locaties, langs het Slotpark en bij het gemaal aan de Alexanderstraat, waar parkeerplaatsen aangelegd kunnen worden.
7.1. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Onbestreden is dat er in het gebied onvoldoende parkeerplaatsen zijn. Het plan maakt het mogelijk dat op het terrein van het restaurant parkeerplaatsen worden aangelegd. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoge parkeerdruk niet alleen door het restaurant wordt veroorzaakt, maar ook door de omwonenden. [appellant sub 4] en de Historische Vereniging hebben niet aannemelijk gemaakt dat het tekort aan parkeerplaatsen slechts door de parkeerdruk vanwege bezoekers van het restaurant wordt veroorzaakt. De raad heeft ten aanzien van de parkeerplaatsen bij het kantoor aan de Dorpsstraat 34-36 gesteld dat deze parkeerplaatsen op eigen terrein liggen en nodig zijn om aan de parkeernorm voor de gebruiksfunctie te kunnen voldoen. Met betrekking tot de mogelijkheid te parkeren bij het Slotpark heeft de raad gesteld dat het Hoogheemraadschap hiervoor geen toestemming geeft. Ten aanzien van de ruimte bij het gemaal stelt de raad dat dit particulier terrein is waarop geen openbare parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd. Bovendien heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de aanleg van parkeerplaatsen op die locatie vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid ongewenst is. [appellant sub 4] en de Historische Vereniging hebben dit niet bestreden. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 4] en de Historische Vereniging hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij afweging van alle betrokken belangen de in het plan voorziene locatie voor de aanleg van parkeerplaatsen niet heeft kunnen verkiezen boven de door [appellant sub 4] en de Historische Vereniging genoemde alternatieven.
Het betoog faalt.
8. De Historische Vereniging voert aan dat de commissie Welstand en Monumenten een negatief advies heeft gegeven over de aanleg van de parkeerplaatsen.
8.1. De raad stelt dat de commissie Welstand en Monumenten geen negatief advies heeft gegeven in het kader van de bestemmingsplanprocedure. De commissie Welstand en Monumenten zal de inrichtingsschets beoordelen en zal daarbij toetsen aan het beschermde dorpsgezicht.
8.2. De Afdeling overweegt dat de commissie Welstand en Monumenten advies heeft uitgebracht in het kader van de aanvraag van het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard voor een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in het kader van het project "Dijkversterking Hollandsche IJssel" aan de Dorpstraat in Capelle aan den IJssel. Het betoog heeft derhalve geen betrekking op het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
9. [appellant sub 4] stelt dat de verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard naar aanleiding van de door hem ingediende zienswijze de mogelijkheid tot het aanleggen van de parkeerplaatsen niet meer heeft opgenomen in het op 26 november 2014 vastgestelde projectplan Dijkversterking Dorpsstraat Capelle aan den IJssel. Hij stelt dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland zich in het besluit van 19 februari 2015 tot goedkeuring van het projectplan Dijkversterking Capelle aan den IJssel op het standpunt heeft gesteld dat daardoor sprake is van een beperktere aantasting van het Doorenbosplantsoen.
9.1. De raad stelt dat naar aanleiding van ingediende zienswijzen het projectplan Dijkversterking Capelle aan den IJssel is aangepast. De waterkering ter plaatse van het Doorenbosplantsoen wordt niet langer iets breder gemaakt om langsparkeren op die locatie mogelijk te maken. De reden hiervoor is dat de besluitvorming over de parkeerplaatsen zo wordt losgekoppeld van de besluitvorming over de dijkversterking. Daardoor is het voor belanghebbenden duidelijker voor welk aspect, op welk moment en bij welk bestuursorgaan besluitvorming plaatsvindt en welke bezwaren hiertegen kunnen worden gemaakt.
9.2. De Afdeling overweegt dat het betoog dat de mogelijkheid tot het aanleggen van de parkeerplaatsen niet meer is opgenomen in het projectplan Dijkversterking Dorpsstraat Capelle aan den IJssel en dat volgens het college van gedeputeerde staten daardoor sprake is van een beperktere aantasting van het Doorenbosplantsoen geen betrekking heeft op het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
10. Het beroep van Algera Haven B.V. is gegrond. Het besluit van 6 juli 2015 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd voor zover ter plaatse van de gronden met de bestemming "Water" op het perceel kadastraal bekend Capelle aan den IJssel, sectie B, nummer 10189 niet is voorzien in een steiger. De raad dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen. De beroepen van [appellant sub 2], de Historische Vereniging en [appellant sub 4] zijn ongegrond.
11. Ten aanzien van Algera Haven B.V. is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken. Ten aanzien van [appellant sub 2], de Historische Vereniging en [appellant sub 4] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Algera Haven B.V. gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel van 6 juli 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Middelwatering" voor zover ter plaatse van de gronden met de bestemming "Water" op het perceel kadastraal bekend Capelle aan den IJssel, sectie B, nummer 10189 niet is voorzien in een steiger;
III. draagt de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 2], de vereniging Historische Vereniging Capelle aan den IJssel en [appellant sub 4] ongegrond;
V. gelast dat de raad van de gemeente Capelle aan den IJssel aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Algera Haven B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Bijleveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2016
433.