ECLI:NL:RVS:2018:534

Raad van State

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
201800618/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielaanvraag van vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 14 februari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 december 2017 een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 15 januari 2018 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek geen andere strekking had dan te bepalen dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de termijn van de Dublinverordening opgeschort. De voorzieningenrechter concludeerde dat er niet uitgesloten kon worden dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zou blijven en dat er geen bijzondere belangen waren die noodzaakten tot onmiddellijke uitvoering van de uitspraak van de rechtbank.

De voorzieningenrechter besloot het verzoek als kennelijk gegrond toe te wijzen en bepaalde dat de staatssecretaris geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 februari 2018.

Uitspraak

201800618/2/V3.
Datum uitspraak: 14 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 januari 2018 in zaak nr. NL17.15150 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 15 januari 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep aan de aldus bestreden uitspraak geen gevolg hoeft te geven en dat de hogerberoepsprocedure opschortende werking heeft, zodat de termijn, naar de voorzieningenrechter begrijpt, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 604/2013 (PbEU 2013 L 180; hierna: de Dublinverordening), wordt opgeschort.
2.    Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter valt niet uit te sluiten dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. Gelet hierop en nu de schriftelijke uiteenzetting van de vreemdeling geen blijk geeft van bijzondere belangen die er thans toe nopen dat aan de aangevallen uitspraak gevolg wordt gegeven voordat op het hoger beroep is beslist, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen. Deze toewijzing brengt mee dat de termijn van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening wordt opgeschort met ingang van de dag na bekendmaking van deze uitspraak.
3.    Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Leeman, griffier.
w.g. Hent    w.g. Leeman
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2018
759.