ECLI:NL:RVS:2018:461
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 28 augustus 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk op basis van het argument dat de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) als veilig derde land voor de vreemdeling kunnen worden beschouwd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Yousef, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De Raad van State heeft in haar uitspraak van 12 februari 2018 geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de stelling dat de VAE een veilig derde land zijn. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de staatssecretaris deugdelijk had gemotiveerd dat de VAE het non-refoulementbeginsel naleven en bescherming bieden volgens het Vluchtelingenverdrag. De Raad van State heeft echter geconcludeerd dat de staatssecretaris in zijn besluit geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere uitspraak van de Raad van State in een vergelijkbare zaak, ECLI:NL:RVS:2017:3381, tegenspreken.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris alsnog gegrond verklaard. Het besluit van de staatssecretaris van 8 augustus 2017 is vernietigd, en de staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 1.503,00 bedragen, toe te rekenen aan rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 februari 2018.