ECLI:NL:RVS:2018:454
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 februari 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, had eerder een afwijzing ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Deze afwijzing vond plaats op 2 juni 2017. De rechtbank Den Haag verklaarde op 21 december 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen. Tevens vroeg zij om opvang en verstrekkingen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers gedurende deze periode. De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek, gezien eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking kwam.
In de beslissing werd bepaald dat de vreemdeling niet zou worden uitgezet totdat op het hoger beroep was beslist. Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in dit geval € 501,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 februari 2018.