ECLI:NL:RVS:2018:4210
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- H.G. Lubberdink
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 24 mei 2018 een besluit van de staatssecretaris, waarin een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werd verklaard, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, terwijl de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, ook incidenteel hoger beroep heeft ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 december 2018 uitspraak gedaan. De staatssecretaris voerde aan dat de rechtbank ten onrechte het beroep van de vreemdeling gegrond had verklaard. De Afdeling oordeelde dat de grief van de staatssecretaris slaagde, omdat de rechtbank haar oordeel had gebaseerd op een eerdere uitspraak die inmiddels was vernietigd. Het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard, omdat de aangevoerde gronden geen vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard, omdat er geen gronden meer waren die bespreking behoefden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.