ECLI:NL:RVS:2018:4136

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
201700421/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 2e sporthal burgemeester Buiningpark en parkeervoorzieningen

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "2e sporthal burgemeester Buiningpark" dat op 27 oktober 2016 door de raad van de gemeente Leusden was vastgesteld. Bij een eerdere tussenuitspraak op 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3432, was de raad opgedragen om binnen 26 weken het besluit te herstellen, omdat de parkeervoorzieningen voor de sporthal en de bestaande sportvelden niet voldoende waren onderbouwd. De raad heeft op 7 juni 2018 een herstelbesluit genomen, waarin het bestemmingsplan werd gewijzigd en de parkeerbehoefte opnieuw werd berekend. De PVL, de appellante, heeft zienswijzen ingediend tegen dit herstelbesluit, maar de Afdeling heeft geoordeeld dat de raad voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de parkeervoorzieningen en dat het besluit van 7 juni 2018 niet in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2016 gegrond verklaard en vernietigd, maar het beroep tegen het herstelbesluit van 7 juni 2018 ongegrond verklaard. De raad is gelast om het griffierecht aan de PVL te vergoeden.

Uitspraak

201700421/2/R2.
Datum uitspraak: 19 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Postduivenhouders Vereniging Leusden, PVL (hierna: PVL), gevestigd te Leusden,
appellante,
en
de raad van de gemeente Leusden,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 13 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3432, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 27 oktober 2016, waarbij het bestemmingsplan "2e sporthal burgemeester Buiningpark" is vastgesteld, te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 7 juni 2018 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak het bestemmingsplan "2e sporthal burgemeester Buiningpark" gewijzigd vastgesteld.
De PVL heeft zienswijzen naar voren gebracht over het besluit van 7 juni 2018.
De Afdeling heeft bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Tussenuitspraak
1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat de in het plan opgenomen parkeervoorzieningen voor 114 parkeerplaatsen, na de bouw van de sporthal, voldoende zijn bij regulier gebruik van zowel de sporthal als de sportvelden. Daartoe heeft de Afdeling het volgende overwogen.
De raad is bij de in het verweerschrift opgenomen berekening van de parkeerbehoefte alleen uitgegaan van de parkeerbehoefte vanwege de beoogde sporthal. Het aantal benodigde parkeerplaatsen vanwege de bestaande sportvelden is niet bij de berekening meegenomen. Vaststaat dat de parkeervoorzieningen op het noordelijk deel van het sportcomplex zullen worden gebruikt door sportverenigingen die in de beoogde sporthal activiteiten beoefenen, maar ook door sportverenigingen die op de sportvelden activiteiten beoefenen. De Afdeling heeft overwogen dat, nu geen onderzoek is gedaan naar de als gevolg van het plan te verwachten parkeerbehoefte bij regulier gebruik van de beoogde sporthal in combinatie met de parkeerbehoefte bij regulier gebruik van de bestaande sportvelden, de raad niet toereikend heeft gemotiveerd dat de in het plan opgenomen parkeervoorzieningen voor 114 parkeerplaatsen, als bedoeld in artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder d, van de planregels, voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
1.1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak tevens overwogen dat de raad het parkeervraagstuk bij evenementen niet inzichtelijk heeft gemaakt en niet heeft onderbouwd dat het sportcomplex bij evenementen voldoende bereikbaar is voor de hulpdiensten. Daartoe heeft de Afdeling het volgende overwogen.
Bij de voorbereiding van het plan is niet ingegaan op de vraag op welke wijze eventuele parkeerhinder bij evenementen kan worden opgelost en of bij evenementen in de parkeerbehoefte kan worden voorzien op het noordelijk en zuidelijk deel van het sportcomplex en in de nabije omgeving van het sportcomplex. Het parkeervraagstuk bij evenementen heeft onder meer gevolgen voor de bereikbaarheid van het sportcomplex voor de hulpdiensten. Mede omdat de evenementen samenvallen met de reguliere activiteiten op de sportvelden en in de beoogde sporthal, heeft de Afdeling overwogen dat dat de raad bij de voorbereiding van het plan uit het oogpunt van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de beoogde sporthal ten onrechte geen nadere onderbouwing heeft gegeven voor het parkeervraagstuk bij evenementen en niet toereikend heeft gemotiveerd dat het sportcomplex bij evenementen voldoende bereikbaar is voor hulpdiensten.
1.2.    Gelet op hetgeen in 5.3 en 6.2 van de tussenuitspraak is overwogen, ziet de Afdeling in hetgeen de PVL heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 27 oktober 2016 niet is voorbereid met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid en is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Het beroep tegen het besluit van 27 oktober 2016 is gegrond.
Het besluit dient te worden vernietigd.
1.3.    Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om te onderzoeken of de in het plan opgenomen parkeervoorzieningen, als bedoeld in artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder d, van de planregels, voldoende parkeergelegenheid bieden bij regulier gebruik van zowel de beoogde sporthal als de bestaande sportvelden en, indien nodig, in zoverre een passende regeling te treffen.
Tevens heeft de Afdeling de raad opgedragen om een nadere onderbouwing te geven voor het parkeervraagstuk bij evenementen en inzichtelijk te maken dat het sportcomplex bij evenementen voldoende bereikbaar is voor de hulpdiensten.
Herstelbesluit van 7 juni 2018
2.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij het besluit van 7 juni 2018 het bestemmingsplan "2e sporthal burgemeester Buiningpark" gewijzigd vastgesteld, met dien verstande dat het bestemmingsplan aanvullend is onderbouwd. Hierbij heeft de raad aan de hand van de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" uit 2012 de parkeerbehoefte bij regulier gebruik van zowel de sporthal als de bestaande sportvelden nader berekend en onderzocht of het plan voor deze situatie voorziet in voldoende parkeergelegenheid.
2.1.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij het besluit van 7 juni 2018 tevens een nadere onderbouwing gegeven voor het parkeervraagstuk bij evenementen en voor de bereikbaarheid van het sportcomplex voor hulpdiensten bij evenementen.
Anders dan bij de voorbereiding van het plan, waarbij de raad heeft volstaan met de enkele stelling dat voor het houden van evenementen steeds een evenementenvergunning moet worden aangevraagd en dat bij de beoordeling van die aanvraag het parkeervraagstuk en de bereikbaarheid voor hulpdiensten worden bezien, is de raad bij het besluit van 7 juni 2018 nader ingegaan op eventueel te nemen maatregelen bij evenementen op het sportcomplex ten behoeve van het parkeren en de bereikbaarheid van het sportcomplex voor hulpdiensten alsook op de wijze waarop deze maatregelen worden vastgelegd.
De raad heeft verklaard dat het sportcomplex burgemeester Buiningpark niet specifiek is aangewezen als evenemententerrein. Voor het organiseren van een incidenteel evenement is een evenementenvergunning vereist op grond van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2013 van de gemeente Leusden (hierna: de APV). Vergunningaanvragen voor evenementen worden onder meer beoordeeld op de beschikbaarheid van parkeervoorzieningen en op de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
De organisator van het evenement dient bij de vergunningaanvraag inzichtelijk te maken dat er voldoende parkeergelegenheid is bij het evenement. Daarnaast, zo staat in het herstelbesluit, dient de organisator onder meer aan de hand van een plattegrond aan te geven welke ruimte bij het sportcomplex wordt vrijgehouden voor de hulpdiensten en welke maatregelen er genomen worden om de vrije doorgang te waarborgen.
De raad heeft er in het herstelbesluit op gewezen dat een evenementenvergunning slechts wordt verleend na een positief advies van de politie en de Veiligheidsregio Utrecht (hierna: de VRU), een samenwerkingsverband van gemeenten in de regio Utrecht op het gebied van brandweerzorg, (gemeentelijke) crisisbeheersing en geneeskundige hulpverlening. In overleg met de hulpdiensten worden in de evenementenvergunning voorschriften opgenomen met betrekking tot de bereikbaarheid van de hulpdiensten en de beschikbare parkeervoorzieningen. Daarnaast worden zo nodig verkeersregelaars ingezet voor een goede bereikbaarheid van het sportcomplex bij evenementen en om de daarbij behorende verkeersbewegingen in goede banen te leiden. Ter illustratie heeft de raad de verleende evenementenvergunning voor de Avondvierdaagse Leusden van 12 tot en met 15 juni 2018 als bijlage bij het herstelbesluit bijgevoegd.
De raad wijst erop dat de door de organisator bij de vergunningaanvraag aan te leveren plattegrond en de benodigde maatregelen terzake van de inrichting van de omgeving van het sportcomplex deel uitmaken van de evenementenvergunning, zodat de naleving hiervan handhaafbaar is. Bij de schouw voorafgaand aan of gedurende het evenement wordt op deze aspecten gecontroleerd.
De raad heeft zich in het herstelbesluit op het standpunt gesteld dat uit het vorenstaande volgt dat het parkeervraagstuk bij evenementen voldoende is onderbouwd en dat de bereikbaarheid van het sportcomplex voor hulpdiensten bij evenementen voldoende inzichtelijk is gemaakt.
3.    Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
4.    De PVL betoogt in haar zienswijze dat de raad in het herstelbesluit van 7 juni 2018 wederom niet inzichtelijk heeft gemaakt dat de parkeervoorzieningen, als opgenomen in het bestemmingsplan "2e sporthal burgemeester Buiningpark", na de bouw van de beoogde sporthal voldoende zijn. De PVL voert aan dat in het herstelbesluit ten onrechte wordt uitgegaan van parkeermogelijkheden langs de Bavoortseweg, terwijl, zo stelt de PVL, volgens het gemeentelijke Verkeersbesluit 2016-04 van 12 februari 2016 langs de gehele Bavoortseweg niet mag worden geparkeerd.
4.1.    In het herstelbesluit van 7 juni 2018 heeft de raad de totale parkeerbehoefte met toepassing van de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie nr. 317 nader onderbouwd.
In de tussenuitspraak is vast komen te staan dat de raad de parkeerbehoefte vanwege de sporthal reeds inzichtelijk heeft gemaakt. Uitgaande van de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie nr. 317, ligt de parkeerbehoefte voor de beoogde sporthal tussen de 100 en de 119 parkeerplaatsen.
Bij het besluit van 7 juni 2018 heeft de raad daarnaast ook de parkeerbehoefte vanwege de bestaande sportvelden inzichtelijk gemaakt. De raad heeft nader toegelicht dat het niet gaat om drie, maar om vijf bestaande sportvelden. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is de raad er met juistheid vanuit gegaan dat een nadere onderbouwing dient te worden gegeven voor deze vijf sportvelden.
In de CROW-publicatie nr. 317 wordt voor de parkeerbehoefte voor sportvelden met de kwalificaties "matig stedelijk gebied" en "rest bebouwde kom" uitgegaan van de kencijfers 13 tot 27 parkeerplaatsen per hectare netto terrein sportveld en een "aandeel bezoekers" van 95%. In het herstelbesluit is voor de bestaande sportvelden uitgegaan van deze kwalificaties. Op het sportcomplex zijn drie korfbalvelden en twee handbalvelden. Het herstelbesluit vermeldt dat deze sportvelden elk een afmeting van 40 m bij 20 m hebben. Hieruit volgt dat de omvang van het netto terrein voor de vijf bestaande sportvelden 0,4 hectare is. De raad heeft verklaard dat, uitgaande van de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie nr. 317 en gelet op de omvang van 0,4 hectare van het netto terrein voor de sportvelden, de parkeerbehoefte voor de sportvelden tussen de 5 en 11 parkeerplaatsen ligt.
De raad heeft in het besluit van 7 juni 2018 de parkeerbehoefte voor regulier gebruik van de sporthal en de bestaande sportvelden bij elkaar opgeteld. Op basis van deze berekening heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de als gevolg van het plan te verwachten parkeerbehoefte bij regulier gebruik van de beoogde sporthal in combinatie met de parkeerbehoefte bij regulier gebruik van de bestaande sportvelden ligt tussen de bandbreedte van 105 tot 130 parkeerplaatsen. Het plan voorziet in 114 parkeerplaatsen en daarmee volgens de raad in voor deze situatie voldoende parkeerplaatsen.
De raad heeft er overigens op gewezen dat er, naast de 114 parkeerplaatsen waarin het plan voorziet, in de nabijheid van het sportcomplex een overloopgebied ter plaatse van het noordelijk deel van de Bavoortseweg aanwezig is, waar het mogelijk is en ook is toegestaan om tussen de 25 en 35 auto's te parkeren.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in het herstelbesluit van 7 juni 2018 terecht op het standpunt gesteld dat de als gevolg van het plan te verwachten parkeerbehoefte bij regulier gebruik van de beoogde sporthal in combinatie met de parkeerbehoefte bij regulier gebruik van de bestaande sportvelden ligt tussen de bandbreedte van 105 tot 130 parkeerplaatsen en dat de in het plan opgenomen 114 parkeerplaatsen daarmee voorziet in voor deze situatie voldoende parkeerplaatsen.
Door de PVL is niet aannemelijk gemaakt dat de berekening van de parkeerbehoefte zodanige gebreken of leemten in kennis vertoont dat de raad zich niet hierop heeft kunnen baseren. Hetgeen de PVL heeft aangevoerd, geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de realisering van het plan niet leidt tot een onaanvaardbare toename van de parkeerdruk in de omgeving.
Over het betoog van de PVL dat de raad in het herstelbesluit ten onrechte is uitgegaan van de parkeermogelijkheden langs de Bavoortseweg, wijst de Afdeling erop dat de raad deze parkeermogelijkheden niet heeft meegewogen bij de berekening van de parkeerbehoefte. Bij de berekening van de parkeerbehoefte is de raad uitsluitend uitgegaan van de bestaande 114 parkeerparkeerplaatsen op het noordelijk deel van het sportcomplex en heeft de raad daarnaast gewezen op het hiervoor genoemde overloopgebied.     Het betoog faalt.
5.    De PVL betoogt voorts dat het onmogelijk is om tegen een evenementenvergunning op te komen, omdat, naar zij stelt, evenementenvergunningen doorgaans te laat worden verleend. Bij wijze van voorbeeld wijst de PVL erop dat de evenementenvergunning voor de Avondvierdaagse Leusden van 12 tot en met 15 juni 2018, die als bijlage bij het herstelbesluit is bijgevoegd, volgens haar zodanig kort voor het evenement is verleend, dat daartegen geen bezwaar kon worden gemaakt.
Daarnaast betoogt de PVL dat moet worden onderzocht of het parkeerterrein naast het gebouw van het jongerencentrum Fort 33 aan de Bavoortseweg 25 geschikt is of geschikt kan worden gemaakt voor het houden van evenementen. De PVL wijst erop dat dit parkeerterrein kan worden vergroot tot 60 m x 60 m, zodat ter plaatse een evenemententerrein kan worden gerealiseerd. Volgens de PVL kan op deze manier, in combinatie met aan te leggen parkeerkoffers langs de oostzijde van de Bavoortseweg, de parkeeroverlast worden opgelost.
5.1.    De Afdeling stelt vast dat de PVL hiermee nieuwe beroepsgronden aanvoert. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen de PVL in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft.
6.    Gelet op het voorgaande is het beroep tegen het besluit van 7 juni 2018 ongegrond.
7.    Dit betekent dat het bij besluit van 7 juni 2018 vastgestelde bestemmingsplan het thans geldende bestemmingsplan is.
8.    Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Leusden van 27 oktober 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "2e sporthal burgemeester Buiningpark" gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Leusden van 27 oktober 2016;
III.    verklaart het beroep tegen het besluit van de gemeente Leusden van 7  juni 2018, waarbij het bestemmingsplan "2e sporthal burgemeester Buiningpark" gewijzigd is vastgesteld, ongegrond;
IV.    gelast dat de raad van de gemeente Leusden aan de PVL het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2018
408.