ECLI:NL:RVS:2018:4120

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
201807386/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielaanvraag en opschorting overdrachtstermijn

Op 1 augustus 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 3 september 2018 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 december 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat de overdrachtstermijn, zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, wordt opgeschort.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 december 2018.

Uitspraak

201807386/3/V3.
Datum uitspraak: 14 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 3 september 2018 in zaak nr. NL18.14306 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 1 augustus 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 3 september 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank en dat de hogerberoepsprocedure opschortende werking heeft, zodat de overdrachtstermijn, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180), wordt opgeschort.
2.    De vreemdeling vermeldt in zijn schriftelijke uiteenzetting dat hij geen bezwaar heeft tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening. Reeds hierom ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Dit brengt met zich dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na bekendmaking van deze uitspraak.
3.    Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Ahmady-Pikart
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2018
371-848.