ECLI:NL:RVS:2018:3929
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 november 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 20 februari 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke aanvraag door de staatssecretaris was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 31 oktober 2018 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.J.M. Louwerse, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. De eerste grief werd niet gegrond bevonden, omdat deze geen vragen opriep die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord behoeven. De tweede grief, die betrekking had op de betekenis van de tatoeages van de vreemdeling, werd wel gegrond bevonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtbank de zaak had moeten vernietigen en het beroep alsnog gegrond had moeten verklaren, omdat het besluit van de staatssecretaris in strijd was met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.503,00 zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 november 2018.