ECLI:NL:RVS:2018:3718

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
201801719/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen na alcoholmisbruik

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 januari 2018 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het CBR had op 16 augustus 2016 geweigerd om een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie B voor [appellant] te registreren. Deze weigering was gebaseerd op een psychiatrisch rapport dat wees op alcoholmisbruik. De rechtbank oordeelde dat het CBR het psychiatrisch rapport aan zijn besluitvorming mocht ten grondslag leggen, omdat de psychiater zijn conclusie baseerde op zowel afwijkende bloedwaarden als de voorgeschiedenis van alcoholmisbruik van [appellant].

Tijdens de zitting op 1 november 2018 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.M. Lintz, en het CBR werd vertegenwoordigd door mr. Y.M. Wolvekamp. [appellant] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat het CBR de besluitvorming niet op het psychiatrisch rapport had mogen baseren, omdat dit rapport onvoldoende concludent zou zijn. Hij voerde aan dat er geen aanwijzingen waren voor alcoholmisbruik en dat de verhoogde bloedwaarden niet aan alcoholmisbruik konden worden toegeschreven.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het CBR zich terecht op het psychiatrisch rapport had gebaseerd. Het rapport was niet uitsluitend gebaseerd op de verhoogde bloedwaarden, maar ook op de voorgeschiedenis van alcoholmisbruik. [appellant] had niet aangetoond dat de verhoogde bloedwaarden door een andere oorzaak waren veroorzaakt. De conclusie van de psychiater was derhalve voldoende onderbouwd. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201801719/1/A2.
Datum uitspraak: 14 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Den Haag,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 januari 2018 in zaak nr. 17/4839 in het geding tussen:
[appellant]
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (lees: de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen; hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 16 augustus 2016 heeft het CBR geweigerd ten behoeve van [appellant] een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie B te registreren.
Bij besluit van 30 mei 2017 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 januari 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.M. Lintz, advocaat te Den Haag, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Wolvekamp, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Naar aanleiding van het door [appellant] ingediende aanvraagformulier voor het verkrijgen van een verklaring van geschiktheid, is [appellant] op 23 april 2016 gekeurd door een psychiater en een arts. In het rapport van de psychiater staat vermeld dat [appellant] in het verleden binnen een jaar tijd vier keer is aangehouden met een verhoogd alcoholpromillage dan wel heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek. Gelet hierop kan in retrospectief tenminste de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin worden gesteld. Uit het laboratoriumonderzoek volgt een verlaagd Hb- en erytrocytgehalte, een verhoogd GGT van 67 U/L, een verhoogd ASAT van 63 U/L, een verhoogd ALAT van 67 U/L en daarnaast een fors verhoogd CDT (N-latex methode) van 10,9% CDT en een verhoogd CDT (CE-methode) van 14,1% DST. Dit zijn sterke aanwijzingen voor recent, langdurig en overmatig alcoholgebruik, en dus voor alcoholmisbruik. De afwijkende bloedwaarden passen niet bij het opgegeven alcoholgebruik van [appellant]. Er is dan ook zeer waarschijnlijk sprake van onderrapportage van het alcoholgebruik. Dit maakt de alcoholanamnese volledig onbetrouwbaar. De psychiater concludeert dat geen sprake is van een recidiefvrije periode van een jaar met betrekking tot het alcoholmisbruik en adviseert het CBR [appellant] ongeschikt te verklaren voor het besturen van motorrijtuigen voor alle categorieën. Het CBR heeft het psychiatrisch rapport aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd.
Oordeel van de rechtbank
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het CBR het psychiatrisch rapport aan het besluit van 30 mei 2017 ten grondslag heeft mogen leggen. De psychiater heeft zijn conclusie gebaseerd op een combinatie van afwijkende bloedwaarden en een relevante voorgeschiedenis van alcoholmisbruik. [appellant] heeft niet aangetoond dat de verhoogde bloedwaarden zijn veroorzaakt door een andere oorzaak dan alcoholmisbruik. Hij heeft zijn betoog dat deze bloedwaarden aan zijn methadongebruik van destijds te wijten zouden kunnen zijn niet met medische stukken onderbouwd. Het bloedonderzoek dat [appellant] op 10 maart 2017 heeft laten verrichten maakt voorts niet dat moet worden getwijfeld aan het psychiatrisch rapport, omdat deze laboratoriumwaarden dateren van bijna een jaar na het psychiatrisch onderzoek. Verder was ook bij dat bloedonderzoek de CDT-waarde verhoogd, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het CBR de besluitvorming niet op het psychiatrisch rapport heeft mogen baseren omdat het rapport onvoldoende concludent is. Uit het lichamelijk, medisch en psychiatrisch onderzoek zijn geen aanwijzingen gevolgd die duiden op alcoholmisbruik. In het rapport is niet onderbouwd waarom bij de conclusie dat sprake is van alcoholmisbruik doorslaggevende betekenis toekomt aan de verhoogde bloedwaarden. Met het overleggen van de uitslag van het bloedonderzoek van 10 maart 2017 heeft hij aangetoond dat geen sprake is van alcoholmisbruik. Nu uit dat bloedonderzoek alleen een verhoogde CDT-waarde volgt en uit het psychiatrisch rapport verscheidene aanwijzingen volgen dat geen sprake is van alcoholmisbruik, had het op de weg van het CBR gelegen om nader onderzoek te laten verrichten naar een mogelijke andere oorzaak van de verhoogde bloedwaarden. De psychiater heeft voorts ten onrechte zijn eerdere aanhoudingen bij het onderzoek betrokken, omdat die aanhoudingen ruim 9 jaar geleden hebben plaatsgevonden.
3.1.    De toepasselijke regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
3.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 14 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1570), bestaat slechts aanleiding om een op een psychiatrisch rapport gebaseerd besluit van het CBR niet in stand te laten, indien het psychiatrisch rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren.
3.3.    De psychiater, die deskundig is ter zake van alcoholgebruik, is blijkens zijn rapport op basis van alle onderdelen van de keuring, waaronder de voorgeschiedenis van alcoholmisbruik en de verhoogde laboratoriumwaarden, tot de conclusie alcoholmisbruik in ruime zin gekomen. De conclusie is derhalve niet uitsluitend op de verhoogde bloedwaarden gebaseerd. Dat uit het lichamelijk, medisch en psychiatrisch onderzoek verder geen aanwijzingen zijn gevolgd die duiden op alcoholmisbruik maakt het rapport niet onvoldoende concludent. [appellant] heeft geen bericht van een medisch deskundige overgelegd waarin de diagnose van de psychiater wordt weersproken. Anders dan [appellant] betoogt bestaat geen grond voor het oordeel dat het CBR een nader onderzoek had moeten laten verrichten naar een mogelijke andere oorzaak van de verhoogde bloedwaarden. Volgens vaste rechtspraak (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 4 juni 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD3108) is het aan [appellant] om aannemelijk te maken dat de in de psychiatrische rapportage vermelde verhoogde bloedwaarden zijn veroorzaakt door een andere oorzaak dan misbruik van alcohol. Het CBR heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] daarin niet is geslaagd met de door hem overgelegde uitslag van het bloedonderzoek van 10 maart 2017. Dit bloedonderzoek heeft elf maanden na het bloedonderzoek van 23 april 2016 plaatsgevonden en is uitgevoerd op basis van andere bloedmonsters dan het eerdere onderzoek, waardoor het niet kan afdoen aan de juistheid van het eerdere bloedonderzoek. Verder was de CDT-waarde op basis van het onderzoek van 10 maart 2017 nog steeds verhoogd. Er staat voorts geen rechtsregel aan in de weg dat de psychiater de aanhoudingen van [appellant] uit 2008 en 2009 bij zijn oordeel in het kader van de voorgeschiedenis betrekt. Hetgeen [appellant] ter zitting in het kader van een eerder psychiatrisch onderzoek heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders, aangezien dit onderzoek in deze zaak niet voorligt.
3.4.    Het betoog faalt.
Conclusie
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Borman    w.g. Komduur
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2018
809. BIJLAGE
Reglement rijbewijzen
Artikel 97
1. Verklaringen van geschiktheid worden op aanvraag, alsmede op in dit hoofdstuk vastgestelde wijze, en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.
Artikel 101
1. Het CBR is bevoegd te vorderen dat de aanvrager zich op eigen kosten laat keuren door een of meer door het CBR aangewezen artsen of andere deskundigen dan wel dat de aanvrager zich onderwerpt aan een technisch onderzoek, verricht door een door het CBR aangewezen deskundige, of aan een rijproef, afgenomen door een door het CBR aangewezen deskundige, indien
a. de door de aanvrager overgelegde eigen verklaring dan wel, indien een geneeskundig verslag wordt vereist, het geneeskundig verslag daartoe aanleiding geeft.
Artikel 102
1. Door de aangewezen arts of artsen wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk acht weken na de aanvang van de keuring, bedoeld in artikel 101, eerste lid aan het CBR schriftelijk medegedeeld voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën de aanvrager naar zijn of naar hun oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid en voor welke rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën hij aan die eisen niet voldoet.
Regeling eisen geschiktheid 2000
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. groep 1: rijbewijzen van de categorieën A1, A2, A, B en B+E;
b. groep 2: rijbewijzen van de categorieën C, C1, C+E, C1+E, D, D1, D+E en D1+E.
Artikel 2
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Paragraaf 8.8 van de Bijlage
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.