ECLI:NL:RVS:2018:367
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdelingen
Op 2 februari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdelingen, die om hun minderjarige kinderen verzochten, hadden eerder aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 december 2017 waren afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 15 januari 2018 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna de vreemdelingen hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat op het hoger beroep was beslist, en dat hen opvang en verstrekkingen zouden worden geboden op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek, gezien eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking kwam. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die door de vreemdelingen waren gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek.
De voorzieningenrechter besloot dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep en dat de staatssecretaris hen € 501,00 aan proceskosten moet vergoeden, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.