ECLI:NL:RVS:2018:3654
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 november 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingetrokken bij besluit van 17 april 2018. Tevens was zijn aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning afgewezen en was er een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 3 oktober 2018 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat niet in geschil is dat de staatssecretaris de vreemdeling niet naar zijn land van herkomst zal uitzetten. Hierdoor was er volgens de voorzieningenrechter geen 'arguable claim' aanwezig, zoals eerder vastgesteld in een andere uitspraak van de Afdeling. Daarnaast zijn er geen andere omstandigheden gebleken die aanleiding zouden geven om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling als kennelijk ongegrond afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 november 2018.