ECLI:NL:RVS:2018:3511

Raad van State

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
201807918/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen voor vreemdelingen

In deze zaak hebben vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1 en vreemdeling 2, samen met hun minderjarige kinderen, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening. Dit verzoek is gedaan in het kader van hun hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2018, waarin hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen. De staatssecretaris had deze aanvragen op 13 oktober 2017 afgewezen, wat leidde tot de beroepen die door de rechtbank ongegrond zijn verklaard.

De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat zij niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. Daarnaast vroegen zij om opvang en verstrekkingen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers gedurende deze periode. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdelingen in overweging genomen, met verwijzing naar eerdere uitspraken, en heeft geoordeeld dat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens beslist dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan in hun hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2018.

Uitspraak

201807918/2/V2.
Datum uitspraak: 26 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 augustus 2018 in zaken nrs. NL17.12467 en NL17.12468 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 13 oktober 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 30 augustus 2018 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben de vreemdelingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hun gedurende die periode opvang en verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden geboden.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, komt het verzoek, in het licht van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 20 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3350, op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen  niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Duyster, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Duyster
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2018
664.