201707166/1/A3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2017 in zaak nr. 17/589 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2016 heeft het college een aanvraag van [appellant] om verlening van een bewonersvergunning afgewezen.
Bij besluit van 5 januari 2017 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juli 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2018, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. D.R. de Vries, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De van belang zijnde bepalingen uit de Parkeerverordening 2013 (hierna: Parkeerverordening) en het Uitwerkingsbesluit parkeerverordening Stadsdeel Oost 2016 (hierna: Uitwerkingsbesluit) zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 8 juli 2016 heeft het college een aanvraag van [appellant] om verlening van een bewonersvergunning afgewezen krachtens artikel 32 van de Parkeerverordening. [appellant] woont in een nieuwbouwwoning aan de [locatie]. Dat adres is gelegen in vergunningsgebied Oost-12b waar een plafond van nul vergunningen geldt en er dus geen vergunningen worden verleend. Het college heeft in de omstandigheid dat [appellant] zijn auto nodig heeft voor zijn werk geen reden gezien om op grond van de hardheidsclausule alsnog een bewonersvergunning te verlenen.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hem een bewonersvergunning had moeten worden verleend. Hij heeft de woning in januari 2015 gekocht en toen was het adres niet opgenomen in een deelvergunninggebied met een nul-plafond. In het destijds geldende Uitwerkingsbesluit stond dat er 122 vergunningen konden worden uitgegeven. In april 2015 is het nul-plafond vastgesteld, maar was het nog niet mogelijk om een parkeervergunning aan te vragen omdat er geen sprake was van betaald parkeren. In juni 2016 heeft hij bericht gekregen dat op 5 september 2016 betaald parkeren wordt ingevoerd en dat vergunningen vanaf juli 2016 kunnen worden aangevraagd. Vervolgens is zijn aanvraag afgewezen. Hij had niet de mogelijkheid eerder een bewonersvergunning aan te vragen omdat betaald parkeren nog niet was ingevoerd. Het kopen of huren van een stallingsplaats is evenmin mogelijk. Om die reden moet artikel 9, eerste lid, van de Parkeerverordening worden toegepast. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat hij had kunnen weten dat in zijn gebied een vergunningsplafond van nul zou gelden omdat in de akte van levering een erfpachtvoorwaarde is opgenomen waaruit blijkt dat parkeren op straat niet mogelijk is. Een privaatrechtelijke erfpachtvoorwaarde kan volgens hem geen werking hebben naar publiekrechtelijke bepalingen. Bovendien is de voorwaarde zeer vaag geformuleerd. Verder wijst hij op deelvergunninggebied Westerpark 2.3 (Houtman) waar als overgangsregeling is opgenomen dat uitsluitend de eerste eigenaren van koopwoningen van het nieuwbouwproject De Houtman die bij oplevering geen stallingsplaats hebben gekocht, een bewonersvergunning krijgen doordat de nul-plafondregel na de verkoop van de woningen is toegepast op het project.
3.1. Een besluit moet in beginsel worden genomen met inachtneming van de feiten en omstandigheden ten tijde van dat moment en volgens het op dat moment gevoerde beleid. De rechtbank heeft terecht geen bijzondere omstandigheden aanwezig geacht die maakten dat het college in afwijking van dat uitgangspunt van de regelgeving diende uit te gaan zoals die gold op het moment waarop [appellant] zijn woning kocht.
Op grond van het Uitwerkingsbesluit geldt voor het deelvergunninggebied waar de woning van [appellant] is gelegen een plafond van nul vergunningen. Ingevolge artikel 32, tweede lid, van de Parkeerverordening wordt een bewonersvergunning geweigerd indien het vergunningenplafond van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt. Deze bepaling laat geen ruimte voor een belangenafweging. Dat [appellant] geen beschikking heeft over een stallingsplaats, zoals genoemd in artikel 9, eerste lid, is niet relevant. De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat [appellant] op grond van de Parkeerverordening geen recht heeft op een bewonersvergunning. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het niet van belang is dat ten tijde van de koop van de woning geen sprake was van een vergunningenplafond van nul. Aan de omstandigheid dat [appellant] ten tijde van de koop van de woning heeft geïnformeerd naar de toen geldende parkeerregelgeving, kon hij niet het vertrouwen ontlenen dat hem na oplevering van de woning een bewonersvergunning zou worden verleend. In dat kader is van belang dat in de akte van levering van zijn appartement is opgenomen dat "de erfpachter […] nadrukkelijk bekend [is] met het vigerend parkeerbeleid in de Theo Koomenbuurt, inhoudende dat het parkeren op de openbare weg alleen voor bezoekers en niet voor bewoners/huurders zal worden toegestaan en er geen parkeervergunning op straat zal worden afgegeven. De erfpachter verklaart dit te zullen meedelen aan de toekomstige eindgebruikers". De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien om te oordelen dat deze voorwaarde onvoldoende duidelijk is.
Tot slot heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. De rechtbank heeft terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 maart 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BC7092) overwogen dat onderscheid mag worden gemaakt tussen verschillende vergunninggebieden. Dat in 2007 door het destijds bevoegde gezag een uitsterfregeling is gemaakt voor het nieuwbouwproject De Houtman, maakt niet dat het college vele jaren later is gehouden in een ander vergunninggebied ook een uitsterfregeling in te stellen. Het college dat sinds maart 2014 bevoegd gezag is heeft tot op heden nog nooit een uitsterfregeling ingesteld waarbij alsnog bewonersvergunningen zijn verleend vanwege het instellen van een vergunninggebied met een vergunningenplafond van nul na de koop van een woning. Ook in het geval van Square Zuid, waar [appellant] ter zitting bij de Afdeling op heeft gewezen, was dat niet het geval. Het college heeft toegelicht dat het in die situatie ging om huurders in plaats van kopers. Zij hadden, anders dan in het geval van [appellant], geen inzicht in de erfpachtvoorwaarde gehad en de verkoper had hen niet geïnformeerd over de omstandigheid dat parkeren op de openbare weg niet mogelijk zou zijn. In dat geval is de gemeente de huurders tegemoetgekomen door hun een overloopvergunning in een ander gebied voor twee jaar te verlenen of door twee jaar lang bij te dragen voor parkeren in een garage. Het college heeft er uitdrukkelijk op gewezen dat bewonersvergunningen in het geval van Square Zuid niet zijn verleend. Van een gelijk geval is hier naar het oordeel van de Afdeling dan ook geen sprake. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Niane-van de Put
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2018
805. BIJLAGE
Parkeerverordening
Artikel 4 Vergunninggebieden en aantal vergunningen
1. Het college kan regels vaststellen aangaande:
[…]
b. het vergunningenplafond per vergunninggebied, dan wel een bewonersvergunningenplafond en een bedrijvenvergunningenplafond per vergunninggebied;
[…]
Artikel 9 De bewonersvergunning
1. Het college kan een bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een zelfstandige woning, gelegen in een vergunninggebied, en een bewoner van die zelfstandige woning niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats binnen de gemeente Amsterdam.
[…]
Artikel 32 Weigeringsgronden
1. Een vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening.
2. Een bewonersvergunning […] wordt tevens geweigerd indien het vergunningenplafond van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt.
[…]
Artikel 40 Hardheidsclausule
Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in deze verordening.
Uitwerkingsbesluit
Artikel 3 Deelvergunninggebieden
[…]
10. Binnen het vergunninggebied Oost-12 bestaan de volgende deelvergunninggebieden
[…]
b. deelvergunninggebied Oost-12b. - Sportheldenbuurt, bestaande uit de volgende straten: […] [locatie] […].
Artikel 4 Vergunningenplafond per (deel)vergunninggebied
[…]
2. De deelvergunningenplafonds, voor zover van toepassing, bedragen voor
bewonersvergunningen en bedrijfsvergunningen gezamenlijk:
[…] deelvergunninggebied Oost-12b. (ZB-09B) 0 vergunningen
[…]
Artikel 9 Aantal te verlenen bewonersvergunningen
1. Behoudens in de (deel)vergunninggebieden waarvoor in artikel 4, lid 1 of lid 2, een (deel)vergunningenplafond van 0 (nul) is vastgesteld, op grond waarvan in die gebieden geen bewonersvergunningen worden verleend, bedraagt het aantal te verlenen bewonersvergunningen per zelfstandige woning maximaal één bewonersvergunning.
[…]