ECLI:NL:RVS:2018:3319
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 oktober 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een machtiging tot voorlopig verblijf, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 november 2016 was afgewezen. De vreemdeling en zijn referent maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 20 juni 2017 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 27 augustus 2018 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De beslissing is genomen zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.