ECLI:NL:RVS:2018:330

Raad van State

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
201702142/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 januari 2018 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van [appellant] tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van gedeputeerde staten van Gelderland. De achtergrond van de zaak ligt in een eerdere uitspraak van de rechtbank op 8 november 2016, waarin het beroep van [appellant] tegen besluiten van het college tot verlening en wijziging van een omgevingsvergunning gegrond werd verklaard. De rechtbank had het college opgedragen om binnen acht weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de vergunningaanvraag.

Echter, in een latere uitspraak van de Afdeling op 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:254, werd de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van [appellant] tegen de besluiten van 13 mei 2014 en 21 december 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekende dat de besluiten onherroepelijk waren en het college geen nieuw besluit op de vergunningaanvraag hoefde te nemen. Hierdoor had [appellant] geen belang meer bij een uitspraak op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De Afdeling oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C.J. Borman, en de leden mr. E. Steendijk en mr. G.T.J.M. Jurgens. De griffier was mr. F.B. van der Maesen de Sombreff. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 31 januari 2018.

Uitspraak

201702142/1/A1.
Datum uitspraak: 31 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 8 november 2016 heeft de rechtbank het beroep van [appellant] tegen de besluiten van het college van 13 mei 2014 en 21 december 2015 tot verlening en wijziging van een omgevingsvergunning, gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en het college opgedragen binnen acht weken na deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de vergunningaanvraag.
Bij brief van 9 maart 2017 heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 september 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. I.C. Dunhof-Lampe, advocaat te Enschede, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. Ü. Sijsma-Zorlu, ing. R. Rikmanspoel en ing. P. de Boer, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B], vertegenwoordigd door mr. A.A de Groot, advocaat te Utrecht, [gemachtigden] en mr W.A. Havinga, gehoord.
Overwegingen
1.    Bij uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2018:254, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank van 8 november 2016 vernietigd en het beroep van [appellant] tegen de besluiten van 13 mei 2014 en 21 december 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat deze besluiten onherroepelijk zijn en het college geen nieuw besluit op de vergunningaanvraag behoeft te nemen.
Gelet hierop heeft [appellant] geen belang meer bij een uitspraak op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Afdeling merkt hierbij op dat, anders dan [appellant] ter zitting heeft betoogd, het college aan [appellant] geen dwangsom als bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is verschuldigd, reeds omdat [appellant] niet de aanvrager van het besluit is.
Gelet op het vorenstaande is het beroep niet-ontvankelijk.
2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Borman    w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2018
190-842