ECLI:NL:RVS:2018:3015

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
201705774/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De aanvraag werd op 23 december 2016 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, verklaarde het beroep van de vreemdeling op 21 juni 2017 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en op 17 september 2018 uitspraak gedaan. De Afdeling heeft vastgesteld dat de in de eerste grief opgeworpen vraag over de betekenis van de tatoeage van de vreemdeling eerder is beantwoord in uitspraken van 31 mei 2018. Op basis van deze eerdere uitspraken concludeert de Afdeling dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de vreemdeling wordt alsnog gegrond verklaard.

De Afdeling vernietigt het besluit van de staatssecretaris van 23 december 2016 wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.503,00 worden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

201705774/1/V2.
Datum uitspraak: 17 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 juni 2017 in zaak nr. NL16.4029 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 21 juni 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, advocaat te Amersfoort, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in de eerste grief opgeworpen vraag over de betekenis van de tatoeage van de vreemdeling, heeft de Afdeling eerder bij uitspraken van 31 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1802 en ECLI:NL:RVS:2018:1803, beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraken, die hier van overeenkomstige toepassing zijn, vloeit voort dat het hoger beroep kennelijk gegrond is en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 23 december 2016 wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb vernietigen.
2.    Wat de vreemdeling voor het overige heeft aangevoerd, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 juni 2017 in zaak nr. NL16.4029;
III.    verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van 23 december 2016, kenmerk […];
V.    veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.503,00 (zegge: vijftienhonderddrie euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Engelhart
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2018
643.