ECLI:NL:RVS:2018:3007
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 23 juni 2018 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.E. Stassen-Buijs, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 juli 2018, waarin het beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 september 2018 uitspraak gedaan. De rechtbank had in haar uitspraak geen vragen beantwoord die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. De Afdeling heeft vastgesteld dat de derde grief van de vreemdeling eerder door de Afdeling is beantwoord in andere uitspraken. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk gegrond is en dat de aangevallen uitspraak vernietigd moet worden.
De Raad van State heeft het beroep van de vreemdeling alsnog gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 23 juni 2018 vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.503,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.