ECLI:NL:RVS:2018:2961

Raad van State

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
201707321/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in bestuursrechtelijke procedure

Op 12 september 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoekster] tot herziening van een eerdere uitspraak van 5 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1779). In deze eerdere uitspraak werd het hoger beroep van [verzoekster] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2016 gegrond verklaard, waarbij de rechtbank de zaak ongegrond had verklaard. De Afdeling heeft de eerdere uitspraak vernietigd en het beroep ongegrond verklaard.

In het verzoekschrift tot herziening heeft [verzoekster] uiteengezet waarom de uitspraak van 5 juli 2017 niet in stand kan blijven. De Afdeling heeft het verzoek behandeld op 31 mei 2018, waarbij [verzoekster] en de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten aanwezig waren, vertegenwoordigd door mr. O.L. Nunes en mr. G.M. van Reenen. De Afdeling heeft overwogen dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de aangevoerde argumenten van [verzoekster] niet voldoen aan de criteria voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom is het verzoek om herziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 september 2018.

Uitspraak

201707321/1/A2.
Datum uitspraak: 12 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te Almere,
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1779.
Procesverloop
Bij uitspraak van 5 juli 2017 heeft de Afdeling het door [verzoekster] ingestelde hoger beroep gericht tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2016 in zaak nr. 16/311 gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht de uitspraak van 5 juli 2017 te herzien.
[verzoekster] en de Registratiecommissie hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 mei 2018, waar [verzoekster] en de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten, vertegenwoordigd door mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht, en
mr. G.M. van Reenen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
2.    In haar verzoekschrift heeft [verzoekster] uiteengezet waarom de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2017 geen stand kan houden en dient te worden herzien.
Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Voor herziening is slechts plaats, indien zich feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Awb voordoen, die tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden, waren zij eerder bij de Afdeling bekend geweest. Hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd betreft niet zulke feiten of omstandigheden.
Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. Van Dokkum
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2018
480-834.