201706740/1/A3.
Datum uitspraak: 12 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te Amersfoort,
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van
Procesverloop
Bij uitspraak van 27 mei 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling, voor zover thans van belang en met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 18 maart 2015 in zaken nrs. 15/678 en 15/680 gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd en het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van de korpschef van de politie van 31 maart 2014 ongegrond verklaard.
[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht om de uitspraak van 27 mei 2015 te herzien.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juli 2018, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. S.G. Blasweiler, advocaat te Ede, is verschenen. Het verzoek is ter zitting gelijktijdig behandeld met zaak nr. 201705890/1/A3.
Overwegingen
1. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
2. Aan het verzoek, gedaan naar aanleiding van de tussenuitspraak en einduitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 april 2017 en 27 juni 2017, zaak nr. 16/1142, heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat de voorzieningenrechter van de Afdeling in de uitspraak van 27 mei 2015 ten onrechte heeft overwogen dat de wijze waarop hem inzage in de door hem verzochte gegevens is geboden in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 25, eerste lid, eerste volzin, van de Wet politiegegevens.
3. Herziening is een buitengewoon rechtsmiddel waarmee een onherroepelijke rechterlijke uitspraak kan worden gecorrigeerd indien blijkt dat deze berust op een onjuiste feitelijke grondslag en ook overigens aan de vereisten van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb is voldaan. Derhalve kunnen slechts aangelegenheden van feitelijke aard tot herziening leiden. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (onder meer in de uitspraak van 19 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY6675), kan een betoog dat de uitspraak waarvan herziening is verzocht berust op een onjuiste rechtsopvatting niet leiden tot herziening. 4. Het verzoek moet als ongegrond worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.J.L. Crombach, griffier.
w.g. Minderhoud w.g. Crombach
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2018
689.