ECLI:NL:RVS:2018:2893
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet-uitzetting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De vreemdelingen, die om hun minderjarige kinderen verzochten, hadden eerder aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 juli 2018 niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank Den Haag had op 9 augustus 2018 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelden en verzochten om een voorlopige voorziening.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat zij gedurende deze periode opvang en verstrekkingen zouden ontvangen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek, gezien eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking kwam.
De voorzieningenrechter besloot dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die door de vreemdelingen waren gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel toe te rekenen was aan beroepsmatige rechtsbijstand.