ECLI:NL:RVS:2018:2761
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Kramer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van hoger beroep door verzoekster
Op 15 november 2017 heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2017. Dit hoger beroep werd ingetrokken op 17 juli 2018, waarna verzoekster verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam te veroordelen in de proceskosten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek behandeld op de zitting van 18 juli 2018, waar het college vertegenwoordigd was door mr. N. Hamdach.
De Afdeling overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het hogerberoepschrift. In dit geval heeft het college de aanvraag van verzoekster op 5 december 2016 afgewezen en dit besluit gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 26 januari 2017. De rechtbank heeft het beroep van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft in haar brief van 17 juli 2018 aangegeven dat zij een urgentieverklaring heeft ontvangen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, ingediend op 18 oktober 2017. Het college heeft toegelicht dat verzoekster na de zitting bij de rechtbank een nieuwe aanvraag heeft ingediend en dat zij zich onder medische behandeling heeft gesteld. De GGD-arts heeft geadviseerd om een urgentieverklaring te verlenen, wat het college heeft gedaan. De Afdeling concludeert dat het college niet aan het hoger beroep van verzoekster tegemoet is gekomen, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling wordt afgewezen.
De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is om het verzoek af te wijzen, en dit is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2018.