ECLI:NL:RVS:2018:2746

Raad van State

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
201709601/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en kostenverhaal bij overtreding van de Algemene plaatselijke verordening in Apeldoorn

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [appellante], wonend te Apeldoorn, en het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. Het geschil betreft de toepassing van spoedeisende bestuursdwang door het college, die op 28 augustus 2017 heeft plaatsgevonden. De aanleiding was het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in strijd met de Algemene plaatselijke verordening (Apv) van de gemeente Apeldoorn. Het college heeft de kosten van de bestuursdwang, ter hoogte van € 60,00, op [appellante] verhaald.

[appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 17 juli 2018 heeft de Afdeling de zaak behandeld. [appellante] betoogde dat de kosten ten onrechte op haar zijn verhaald, omdat haar dochter toestemming zou hebben gekregen van een medewerkster van Circulus-Berkel om de huisvuilzak naast de ondergrondse afvalcontainer te plaatsen, vanwege een storing.

De Afdeling overweegt dat het aanbieden van de huisvuilzak naast de container niet is toegestaan en dat het op de weg van [appellante] lag om de huisvuilzak op de juiste wijze aan te bieden. De Afdeling concludeert dat de kosten van de bestuursdwang terecht op [appellante] zijn verhaald, omdat zij verantwoordelijk is voor de handeling die door haar dochter is verricht. Het beroep van [appellante] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201709601/1/A1.
Datum uitspraak: 22 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Apeldoorn,
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2017 heeft het college zijn beslissing op schrift gesteld om op 28 augustus 2017 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Apeldoorn 2014 (hierna: Apv) aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten een bedrag van € 60,00, voor rekening van [appellante] komen.
Bij besluit van 30 oktober 2017 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2018.
Overwegingen
1.    De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 28 augustus 2017 naast een ondergrondse afvalcontainer met zuilnummer AP0158 (hierna: de ORAC), ter hoogte van het aders [locatie] te Apeldoorn is aangetroffen. Omdat in de huisvuilzak een adreslabel is aangetroffen met de naam- en adresgegevens van [appellante], stelt het college zich op het standpunt dat de huisvuilzak van haar afkomstig is, dat zij deze in strijd met artikel 4:29, eerste lid, van de Apv ter inzameling heeft aangeboden en dat de kosten van de spoedeisende bestuursdwang op haar als overtreder kunnen worden verhaald.
2.    [appellante] betoogt dat het college de kosten van spoedeisende bestuursdwang ten onrechte op haar heeft verhaald. Zij stelt dat de betreffende ORAC op vrijdagmiddag 25 augustus 2017 een storing had, waardoor zij de huisvuilzak niet op de gebruikelijke wijze kon aanbieden. Omdat zij slecht ter been is en niet in staat was naar een andere afvalcontainer te lopen en ook haar dochter daartoe niet in de gelegenheid was, heeft haar dochter de storing direct bij de beheerder van de ORAC, Circulus-Berkel, telefonisch gemeld. Tijdens dat telefoongesprek heeft een medewerkster van Circulus-Berkel haar dochter toestemming gegeven om de afvalzak naast de ORAC te plaatsen zodat, na notering van de naam- en adresgegevens van [appellante], de huisvuilzak later nog zou worden opgehaald. Dat er volgens Circulus-Berkel geen telefonisch contact zou zijn geweest en dat een dergelijke toezegging niet door een medewerkster kan zijn gedaan, getuigt van een ondeugdelijke administratie. [appellante] wijst op een specificatie van een telefoonrekening van haar dochter waaruit blijkt dat op 25 augustus 2017 om 14.42 uur met Circulus-Berkel is gebeld. Het is volgens [appellante] niet terecht haar dochter als mantelzorger te verwijten dat zij de huisvuilzak op onjuiste wijze heeft aangeboden.
2.1.    Artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen."
Artikel 5:1, tweede lid, luidt: "Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt."
Artikel 4:29, eerste lid, van de Apv luidt: "Behoudens het gebruik van inzamelvoorzieningen zoals een wijkcontainer of een brengdepot is het de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4:23, tweede lid, een inzamelmiddel of een inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan met gebruikmaking van het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening."
2.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspaak van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2882), is de overtreder in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, doch aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt.
2.3.    [appellante] heeft in beroep niet bestreden dat de huisvuilzak van haar afkomstig is. Vast staat dat haar dochter als haar mantelzorger in haar opdracht de huisvuilzak ter inzameling heeft aangeboden. Het plaatsen van de huisvuilzak naast de ORAC door haar dochter kan daarom aan [appellante] worden toegerekend.
Gelet op de door [appellante] overgelegde specificatie van een telefoonrekening van haar dochter kan niet worden ontkend dat haar dochter op 25 augustus 2017 heeft gebeld naar Circulus-Berkel. Daarmee staat evenwel niet de inhoud van het gesprek vast, dat zij naar eigen zeggen heeft gevoerd met een medewerkster van Circulus-Berkel. Dat deze medewerkster toestemming zou hebben gegeven de vuilniszak naast de ORAC te plaatsen wordt bovendien door Circulus-Berkel ontkend.
Omdat het aanbieden van een huisvuilzak naast een ORAC niet is toegestaan, had het op de weg van [appellante] gelegen om de huisvuilzak aan te bieden bij de ORAC waarnaartoe kan worden uitgeweken, zoals op de desbetreffende ORAC ook is vermeld, dan wel de storingsmelding te doen en af te wachten tot de storing was verholpen alvorens de huisvuilzak aan te bieden. (Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 11 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3449) en 3 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1189).) Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de kosten voor de toepassing van bestuursdwang redelijkerwijze niet op [appellante] konden worden verhaald.
2.4.    Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Wortmann
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2018
374.