ECLI:NL:RVS:2018:268
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 26 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen hadden eerder aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 juni 2017 waren afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 15 december 2017 de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat zij gedurende deze periode opvang en verstrekkingen zouden ontvangen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek, in het licht van eerdere uitspraken, toewijsbaar geacht.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 501,00, te betalen aan de vreemdelingen voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 januari 2018.