ECLI:NL:RVS:2018:264
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om uitzetting te voorkomen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 januari 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdelingen, [vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], hebben samen met hun minderjarige kinderen een verzoek ingediend om te voorkomen dat zij worden uitgezet voordat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. Dit hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 december 2017 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder, op 28 juli 2017, de aanvragen van de vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar de argumenten van de vreemdelingen en de relevante jurisprudentie, waaronder een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2016. Gelet op de omstandigheden van de zaak heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek van de vreemdelingen toe te wijzen. Dit betekent dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in asielprocedures. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke rol gespeeld in het waarborgen van deze rechten, door te zorgen dat de vreemdelingen in ieder geval tijdelijk niet worden uitgezet terwijl hun zaak nog in behandeling is.