ECLI:NL:RVS:2018:2617
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen
Op 6 juni 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. De vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kinderen, hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. Op 3 juli 2018 heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 augustus 2018 uitspraak gedaan op dit verzoek. De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat op het hoger beroep was beslist en dat zij opvang en verstrekkingen zouden ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, in het licht van eerdere uitspraken, en bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, tot een bedrag van € 501,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.