ECLI:NL:RVS:2018:2596

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
201805900/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende opvangaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 juli 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Het COA had eerder, op 8 augustus 2017, een aanvraag van een vreemdeling om opvang afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 14 juni 2018 in een eerdere uitspraak het besluit van het COA vernietigd en bepaald dat het COA een nieuw besluit moest nemen, waarbij artikel 3, derde lid, aanhef en onder f, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) onverbindend was verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft het COA hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Het COA stelde dat het belang had bij het toepassen van de Rva 2005 totdat er een definitieve uitspraak was gedaan over het hoger beroep. De vreemdeling had in zijn schriftelijke uiteenzetting geen specifieke argumenten aangedragen die zijn persoonlijke situatie betroffen, waardoor de voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van het COA zwaarder woog dan dat van de vreemdeling.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van het COA als kennelijk gegrond toegewezen en de uitspraak van de rechtbank Den Haag geschorst voor zover deze betrekking had op de onverbindendverklaring van artikel 3, derde lid, aanhef en onder f, van de Rva 2005. Tevens werd bepaald dat het COA geen nieuw besluit op de aanvraag van de vreemdeling hoefde te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2018.

Uitspraak

201805900/2/V1.
Datum uitspraak: 31 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van deze wet, hangende het hoger beroep van:
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 juni 2018 in zaak nr. 17/13632 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
het COa.
Procesverloop
Bij besluit van 8 augustus 2017 heeft het COa een aanvraag van de vreemdeling om opvang afgewezen.
Bij uitspraak van 14 juni 2018 heeft de rechtbank artikel 3, derde lid, aanhef en onder f, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (hierna: de Rva 2005) onverbindend verklaard, het door de vreemdeling tegen het besluit van 8 augustus 2017 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat het COa een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft het COa hoger beroep ingesteld. Voorts heeft het de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek van het COa houdt in dat het de voorzieningenrechter verzoekt de aangevallen uitspraak bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, voor zover de rechtbank daarin artikel 3, derde lid, aanhef en onder f, van de Rva 2005 onverbindend heeft verklaard, en bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Het COa heeft ter toelichting gewezen op de signaalwerking die van de aangevallen uitspraak uitgaat.
2.    Het COa heeft er belang bij dat het artikel 3, derde lid, aanhef en onder f, van de Rva 2005 kan toepassen zolang niet vaststaat dat de aangevallen uitspraak in stand blijft. Dat belang ziet op alle gevallen waarin het COa deze bepaling van toepassing acht. De vreemdeling heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting slechts een algemene reactie gegeven op het verzoek van het COa, waarbij hij niet is ingegaan op zijn eigen situatie of persoonlijk belang. Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het belang van het COa dat de aangevallen uitspraak wordt geschorst groter dan het belang van de vreemdeling dat de aangevallen uitspraak niet wordt geschorst zolang niet op het hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter ziet, mede gelet op de uitspraak van 16 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:875, aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
3.    Het verzoek moet als kennelijk gegrond worden toegewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 juni 2018 in zaak nr. 17/13632, voor zover zij daarin artikel 3, derde lid, aanhef en onder f, van de Rva 2005 onverbindend heeft verklaard;
II.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers geen nieuw besluit op de aanvraag van de vreemdeling hoeft te nemen, voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Schuurman
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2018
282.