ECLI:NL:RVS:2018:2385
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende uitzetting
Op 16 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder op 24 augustus 2017 een aanvraag van de vreemdeling ingewilligd om te bepalen dat haar uitzetting achterwege blijft, op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Echter, op 5 december 2017 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 23 april 2018 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het verzoek om een voorlopige voorziening strekt tot het niet uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven, en heeft daarom het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 juli 2018.