ECLI:NL:RVS:2018:2385

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
201804993/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende uitzetting

Op 16 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder op 24 augustus 2017 een aanvraag van de vreemdeling ingewilligd om te bepalen dat haar uitzetting achterwege blijft, op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Echter, op 5 december 2017 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 23 april 2018 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het verzoek om een voorlopige voorziening strekt tot het niet uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven, en heeft daarom het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 juli 2018.

Uitspraak

201804993/2/V1.
Datum uitspraak: 16 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van deze wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 23 april 2018 in zaak nr. 18/51 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 24 augustus 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) te bepalen dat haar uitzetting achterwege blijft, ingewilligd.
Bij besluit van 5 december 2017 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 23 april 2018 heeft de rechtbank het door de vreemdeling tegen het besluit van 5 december 2017 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, het besluit van 24 augustus 2017 herroepen en de staatssecretaris opgedragen om aan de vreemdeling uitstel van vertrek te verlenen met ingang van 15 juli 2017.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven. Gelet hierop en op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.    Het verzoek moet als kennelijk gegrond worden toegewezen.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Schuurman
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018
282.